NEDERLANDS
Automatische voorwaartse opsporingstoets ( >> )
e
Druk deze toets in om
de aftastkop naar het begin van de
volgende passage te brengen. Nogmaals indrukken om verder
vooruit te gaan naar andere passages.
e
Door de toets een aantal keren in te drukken, gaat de aftastkop
het overeenkomstige aantal passages vooruit.
Pauzetosts ( It PAUSE)
Druk deze toets in om de weergave tijdelijk te onderbreken.
e
Als deze toets wordt ingedrukt tijdens weergave, wordt weerga-
ve tijdelijk onderbroken,
de [>]-aanduiding
gaat uit en de
(1) -aanduiding licht op.
e
Druk deze toets of de weergavetoets { ® PLAY) nogmaais in om
weergave te hervatten.
Handbediende achterwaartse opsporingstoets
( «
Druk deze toets in tijdens weergave voor sneile opsporing in
achterwaartse richting. Zolang de toets ingedrukt blijft, worden
muzieksignalen sneller dan normaal weergegeven.
e@
Wanneer
u deze toets indrukt, wanneer
de pauzefunktie
is
ingeschakeld,
kunt u de aftastkop snel achteruit
naar een
gewenste
positie brengen, drie maal zo snel vergeleken bij
handbediende achterwaartse opsporing tijdens weergave.
Ondertussen wordt geen geluid gehoord.
Handbediende voorwaartse opsporingstoets ( PP )
e
Druk deze toets in tijdens weergave voor snelle opsporing in
voorwaartse richting. Zolang de toets ingedrukt blijft, worden
muzieksignalen sneller dan normaal weergegeven.
e
Wanneer
u deze toets indrukt, wanneer
de pauzefunktie
is
ingeschakeld, kunt u de aftastkop snel vooruit naar een gewen-
ste positie brengen, drie maal zo snel vergeleken bij handbe-
diende voorwaartse opsporing tijdens weergave.
Ondertussen wordt geen geluid gehoord.
Stoptoets ( Hi STOP)
Druk deze toets in om de weergave te stoppen.
De disk stopt met draaien, en het aantal passages en de totale
weergavetijd
van
de disk verschijnen
respektievelijk op de
passagenummerteller (TRACK NO.) en tijddisplay (TIME).
e
Als geprogrammeerde weergave wordt ingeschakeld wanneer
deze toets wordt ingedrukt, worden het aantal passages en de
totale weergavetijd van het programma
aangegeven.
Automatische spatietoets (AUTO SPACE)
Bij indrukken
van
deze
toets
licht
de
aanduiding op en wordt een blanko gedeelte van ongeveer 4
sekonden tussen passages gemaakt tijdens kompakt diskweer-
gave.
Bij
nogmaals
indrukken
van
de
toets,
gaat
de
ERUTOSPACE:|-aanduiding
uit en wordt
de automatische
pauzefunktie uitgeschakeld.
e@
Wanneer één van de passage-opsporingstoetsen ( K€ of DPI)
wordt ingedrukt, werkt de automatische spatiefunktie niet.
e
De automatische
spatiefunktie werkt zowel tijdens normale
weergave als tijdens geprogrammeerde weergave.
e
Hodewel blanko gedeeltes van 4 sekonden tussen de passages
gekreéerd worden, wordt deze extra tijd niet door de aanduiding
op de resterende tijddisplay of tijddisplay meegerekend wan-
neer de automatische redigeerfunktie wordt ingeschakeld.
Piekopsporingstoets (PEAK SEARCH)
e
Druk deze toets in om het piekniveau op te sporen. (Zie pagina
57.)
Kant A/B en tijdfunktietoets (SIDE A/B TIME)
e
Druk deze toets in om te schakelen tussen de uitlezing van kant
Aen kant B van de band tijdens het opmaken met de tijdfunktie.
(Alleen
in de stopstand.)
e
Deze toets wordt gebruikt om de gewenste aanduiding op de
tijddisplay (TIME) in te stellen. De aanduiding op deze display
verandert bij iedere druk op de toets.
Gewoonlijk wordt de verstreken tijd van de huidige passage
aangegeven.
Bij eenmaal indrukken van de toets verschijnt de aanduiding
en wordt de resterende tijd van de huidige passage
aangegeven.
Bij nogmaals indrukken van de toets verschijnt de aanduiding
en wordt de totale weergavetijd van de resterende
passages op de disk aangegeven. Wanneer echter geprogram-
meerde weergave aan de gang is, wordt de totale resterende tijd
van het programma
aangegeven.
Druk de toets voor een derde maal in om de normale display
voor de verstreken weergavetijd van de huidige passage terug
te krijgen.
=)
68 © 8
8© 8 ®
~)
Tijdopmaaktoets (TIME EDIT)
e
Druk deze toets in voor opmaken in samenhang met de lengte
van de band. (Zie pagina 56.)
Mummertoetsen (0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9}
Gebruik deze toetsen voor de direkte opsporings- en program-
mageheugenfunkties.
Voor direkte opsporing, toets [3] indrukken als u bijvoorbeeld
passagenummer
3 wenst te horen. Voor passagenummer
12,
[+10] indrukken en daarna [2]. Om passages te programmeren,
de PROG/DIRECT-toets @ indrukken om de programmafunktie
in te stellen.
Selekteertoets
(PICK)
e
Druk deze toets in voor het vervangen van een passage met de
tijidopmaakfunktie. (Zie pagina 56, 57.)
Koppeltoets (LINK)
e
Druk deze toets in wanneer de opmaak een aantal disks omvat.
(Zie pagina 57.)
+10-tosts (+10)
Druk deze toets eerst in wanneer
u nummers boven de 10 kiest.
Deze toets wordt gebruikt in kombinatie met de nummertoetsen
@®. Om bijvoorbeeld passagenummer 15 te kiezen,
en dan
[5] indrukken.
Voor passagenummer 33, drie keer de [+10]-toets en dan [3]
indrukken.
Indextoets
(INDEX)
e
Druk deze toets in om de weergave te starten vanaf een index
binnen een passage.
Gebruik de nummertoetsen
@ om
het
indexnummer te specificeren.
Programma/direkt-toets (PROG / DIRECT)
e
Druk deze toets in wanneer u passages wenst in te voeren voor
geprogrammeerde weergave. (Zie pagina 55 voor nadere gege-
vens.)}
Pitch — toets (PITCH —)
e
Deze toets indrukken om de weergavesnelheid te vertragen.
(Zie pagina 58.)
Pitch + toets (PITCH +)
e
Deze toets indrukken om de weergavesnelheid te versnellen.
(Zie pagina 58.)
Randomweergavetoets (RANDOM)
e
Druk deze toets in om de passages op de disk in willekeurige
volgorde weer te geven.
Koptelefoonaansluiting (PHONES)
e
Voor privé beluisteren van een disk kunt u uw koptelefoon op
deze aansluiting aansluiten. Zet het volumeniveau niet te hoog
bij het luisteren door de koptelefoon. (De koptelefoon is los
verkrijgbaar.)
Herhalingstoets (REPEAT)
Druk deze toets in voor herhalingsweergave van alle passages.
e
Wanneer u deze toets indrukt licht de aanduiding [R
op
op de uitlezing en worden alle passages op de disk of in een
programma
herhaaldelijk weergegeven.
Druk deze toets nog-
maals in om de funktie voor herhaling van alle passages uit te
schakelen.
Volumeregelaar
(hoofdtelefoonniveau)
(PHONES
LEVEL)
e
Voor
bijregelen van
het uitgangsniveau
(VOLUME)
van
de
hoofdtelefoon.
Vervagingstoets
(FADER)
e
Druk deze toets in voor geleidelijk laten wegsterven of opkomen
van het geluid. (Zie pagina 57.)
Uitgangsaansluiting (FIXED-VARIABLE)
e
Sluit deze aansluitingen aan op de ingangsaansluitingen van uw
versterker.
Digitale uitgangsaansluiting
(COAXIAL)
e
Deze aansluiting voert digitale gegevens uit.
e
Wij
bevelen
het gebruik
van
een
75-ohm-aansluitkabel
(los
verkrijgbaar in de winkel) aan voor de aansluitingen.
53