5.5 Wandmontage
•
Het bevestigingsmateriaal omvat schroeven, wandpluggen,
sluitringen en moeren.
•
Monteer het dragend frame aan de wand met het meegele-
verde bevestigingsmateriaal. Kies de montagehoogte zodanig
dat de containers met chemicaliën er onder kunnen worden
geplaatst, en dat het display van de regelaar eenvoudig af te
lezen is. Boorschema zie paragraaf
•
Als de containers helemaal vol zijn met chemicaliën dient het
vloeistofniveau altijd lager te zijn dan de doseerpompen.
Het systeem moet aan de linker- en rechterzijde vrij
Voorzichtig
toegankelijk zijn voor onderhoudswerkzaamheden
(ongeveer 50-60 cm ruimte).
Onderdeel van het bevestigingsmateriaal is een M6 x
20 verzinkschroef om onder de reactor een gassen-
N.B.
sor te monteren,
zie paragraaf
11.
Toebehoren.
5.6 Hydraulische aansluiting
Waarschuwing
Koppel het systeem van het net af voordat u begint
met de hydraulische aansluiting.
Het moet mogelijk zijn om de zuigleidingen (items 5 en 6) voor
zoutzuur en natriumchloriet zonder spanning in de tanks te plaat-
sen.
•
Plaats de zuigslang, retourslang en de twee alarmkabels voor
leegmelding van de zuigleiding zodanig in de tank dat het
onderste uiteinde van de zuigleiding zich ongeveer 1 cm van
de bodem van de tank bevindt.
5.6.1 Bypass
•
Bij de uitvoering met magneetventiel, voorzie een afsluitklep in
de toevoerleiding van het verdunningswater, en leg het reste-
rende deel van de leiding in PVC-buis tot aan het injectiepunt
en sluit aan. instroomaansluiting, en sluit deze aan.
•
Bij de uitvoering met interne bypass pomp, voer het verdun-
ningswater in een PVC-buis volgens de kortste weg van de
hoofdwaterleiding naar het injectiepunt. Zorg voor een afslui-
ter voor het verdunningswater aan de hoofdwaterleiding.
Waarschuwing
Indien de bypass leiding voor verdunningswater en
de productleiding op hetzelfde watercircuit zijn aan-
gesloten, dan moet een terugslagklep worden aan-
gebracht in de hoofdleiding tussen het aftakkings-
punt van het verdunningswater en de injector, om
circulatie van de oplossing met riskante opbouw van
chloordioxide te voorkomen.
•
Leg de leiding voor chloordioxide-oplossing naar het injectie-
punt in PVC-buis. Een afsluitklep moet ook in deze leiding
worden aangebracht, direct voor het injectiepunt.
5.6.2 Veiligheidsafzuiging (optioneel)
1. Monteer de veiligheidsafzuiging onder de systeemkast.
2. Snijd de bijgeleverde PE-slang op de juiste lengte, en sluit
deze aan op de membraanterugslagklep van de zuiginjector
en op de daaraan verwante pakking met schroefdraad van
het dragend frame (in het midden van het vloerplaat).
3. Leg de waterleiding van de injector in DN 20 PVC-buis, en
sluit deze aan op het magneetventiel. Leg de afvoerleiding in
DN 20 PVC-buis, en sluit deze aan op de uitgang van de zui-
ginjector.
4. Plaats de stekker van de stuurspanningskabel op de connec-
tor van het magneetventiel en draai de schroef vast.
Het water naar de zuiginjector moet vrij zijn van zand
en zwevende stoffen. Daarom wordt aanbevolen om
Voorzichtig
een vuilvanger aan te brengen voor het magneetven-
tiel.
2.1.5
Afmetingen.
Afb. 11 Veiligheidsafzuiging, installatieschema
Pos.
Omschrijving
1
Afvoerleiding (afvalwater/ongezuiverd water) DN 20
2
Zuiginjector
3
Magneetventiel
4
Drukreduceerventiel
5
Watertoevoerleiding
6
Boosterpomp
Aansluiting - uitvoering A
Deze aansluitmogelijkheid wordt gebruikt als de druk van de
waterleiding > 4 bar bedraagt en als het totale watervolume
(water uit de bypass leiding en water naar de zuiginjector) toerei-
kend is.
Als de druk > 5 bar bedraagt moet een drukreduceerventiel (4)
worden ingebouwd, zodat de druk voor de zuiginjector 4-5 bar is.
Aansluiting - uitvoering B
Deze aansluitmogelijkheid wordt gebruikt als de druk van de
watertoevoerleiding > 4 bar bedraagt, d.w.z. de benodigde druk
voor de zuiginjector moet door middel van een boosterpomp (6)
tot stand worden gebracht. Als het watervolume van de toevoer-
leiding (5) toereikend is (voldoende water voor de bypass leiding
en de zuiginjector), dan kan de boosterpomp (6) worden aange-
sloten op de watertoevoerleiding (pos. 5).
De watertoevoer van de boosterpomp (6) kan ook altijd via een
afzonderlijke watertoevoerleiding worden gerealiseerd.
327