VOORZORGSMAATREGELEN
Aanpassen van parameters – De onderstaande stappen moeten worden genomen om te voorkomen dat zich
plotseling veranderingen in de stimulatie voordoen die een onaangenaam hortend of schokkend gevoel kunnen
veroorzaken:
Stimulatieparameters moeten met kleine stappen worden gewijzigd.
•
De stimulatieamplitude moet langzaam worden opgevoerd totdat de volle amplitude is bereikt.
•
Voordat een stimulatiekabel wordt losgekoppeld of de stimulatie aan of uit wordt gezet, moet de
•
stimulatieamplitude tot 0,0 mA worden verlaagd.
Gevoeligheid voor stimulatie – Het is mogelijk dat sommige patiënten, in het bijzonder patiënten die zeer gevoelig
zijn voor stimulatie, de telemetriesignalen voelen die gepaard gaan met de communicatie tussen de CP en de stimulator.
Interactie tussen de programmer en ontvlambare atmosferen – De CP is niet bestemd voor gebruik bij aanwezigheid
van ontvlambare gassen, en de gevolgen van het gebruik van de CP in een dergelijke omgeving zijn niet bekend.
Interactie van de programmer met andere actieve geïmplanteerde apparaten – Wanneer een patiënt een stimulator
en een actief geïmplanteerd apparaat (bijvoorbeeld een pacemaker, defibrillator of andere stimulator) heeft, kan
het RF-signaal dat gebruikt wordt om deze apparaten te programmeren, de andere apparaten resetten of opnieuw
programmeren.
Wanneer de instellingen voor deze apparaten worden gewijzigd, moet een arts die met elk apparaat vertrouwd is,
de programma‐instellingen van elk apparaat controleren voordat de patiënt naar huis mag (of zo spoedig mogelijk).
Patiënten moeten onmiddellijk contact opnemen met hun arts als zij symptomen ervaren die waarschijnlijk verband
houden met de apparaten of hun medische aandoening.
Verstoring van het telemetriesignaal door EMI – De stimulator mag niet worden geprogrammeerd dicht bij apparatuur die
mogelijk elektromagnetische interferentie (EMI) voortbrengt, omdat de apparatuur het vermogen van de CP om met
de stimulator te communiceren kan verstoren. Als vermoed wordt dat de programmering door EMI wordt verstoord,
moeten de CP en de stimulator uit de buurt van de waarschijnlijke bron van EMI worden verwijderd.
Oneigenlijk gebruik – De CP dient voor gebruik tijdens de implantatie en programmering van het Axonics SNM System.
Hij mag uitsluitend met de door de fabrikant meegeleverde accessoires worden gebruikt. De CP mag niet worden
gebruikt voor stimulatie of andere doeleinden die niet in deze handleiding worden beschreven. Oneigenlijk gebruik
kan letsel van de gebruiker of de patiënt tot gevolg hebben.
Onvoorzien contact met de elektroden – Onvoorzien contact tussen aangesloten maar niet aangebrachte elektroden
en andere geleidende onderdelen, inclusief onderdelen die op de aarding zijn aangesloten, moet worden voorkomen.
110-0085 rev E.indd 437
437
5/7/2020 11:58:37 AM