All manuals and user guides at all-guides.com
Laat de motor 1 - 2 minuten stationair draaien.
Zet de motor af door de contactsleutel om te
draaien. Trek daarna de sleutel uit het contactslot.
Sluit de benzinekraan.
Als u de machine zonder toezicht ach-
terlaat, moet u de bougiekabel losma-
ken van de bougie.
Direct na gebruik kan de motor bijzon-
der heet zijn. Raak de demper, de cilin-
der of de koelribben niet aan. Dit kan
ernstige brandwonden veroorzaken.
MAAITIPS
Denk eraan, alvorens het gras gemaaid wordt, ste-
nen, speelgoed en andere harde voorwerpen te ver-
wijderen.
Kijk bij een onbekend grasveld voordat u gaat
maaien of er zich vaste harde voorwerpen op be-
vinden. Losse en vaste voorwerpen kunnen het
maaidek ernstig beschadigen.
Maai niet als het gras nat is (tijdens regen of na de
regen).
Houd handen en voeten uit de buurt
van het roterende mes. Steek uw han-
den of voeten nooit onder de meskap of
in de uitwerpopening wanneer de mo-
tor draait.
Als de motor is gestopt omdat het gras te dik is:
ontkoppel het maaidek en verplaats de machine
naar een gedeelte van het grasveld dat al gemaaid
is.
Gebruik deze tips voor een optimaal "Multiclip-ef-
fect":
- maai regelmatig.
- gebruik de motor op volle kracht.
- houd de onderzijde van het maaidek schoon.
- zorg dat het mes scherp is.
- maai niet als het gras nat is.
- maai twee keer (met verschillende maaihoogte)
als
het gras lang is.
MAAIEN
Zorg er voor dat bij rijden op hellingen de juiste
hoeveelheid olie in de motor aanwezig is (oliepeil
op "FULL").
NEDERLANDS
Wees voorzichtig bij het rijden op hel-
lingen. Start of stop niet plotseling wan-
neer u een helling op- of afrijdt. Rijd
nooit dwars op de helling. Rijd van bo-
ven naar beneden en van beneden naar
boven.
Deze machine mag, met daarop origine-
le accessoires gemonteerd, op een hel-
ling met een hoek van maximaal 10°
rijden.
Neem gas terug op hellingen en wan-
neer u scherpe bochten maakt, om te
voorkomen dat de machine kantelt of u
de controle over de machine verliest.
ONDERHOUD
Er mag alleen onderhoud aan de motor
of het maaidek worden verricht als:
-de motor uit staat.
-de contactsleutel niet meer in het slot
zit.
-de bougiekabel is losgemaakt van de
bougie.
-de parkeerrem is ingesteld.
-het maaidek is ontkoppeld.
ONDERHOUDSTIPS
De machine is ontworpen om tijdens onderhoud op
de achterkant te kunnen staan (afb. 7).
Voordat u de machine op de achterkant
gaat zetten, eerst de benzine en olie er-
uit laten lopen.
SCHOONMAKEN
Spoel de onderzijde van het maaidek schoon met
de tuinslang.
LET OP! Richt de straal niet direct op de versnel-
ling of het luchtfilter.
OLIE VERVERSEN, MOTOR
Vervang de olie de eerste keer na 5 uur gebruik,
daarna om de 50 werkuren of één keer per seizoen.
Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Gebruik olie van goede kwaliteit (serviceklasse
SF, SG of SH).
NL
61