NL
15 Omgevingscondities/
gebruiksomstandigheden
● Toegestane omgevings- en transportmiddeltem-
peratuur: -20 °C < Ta < +40 °C. Voor speciale
uitvoeringen typeplaatje.
● Indeling van de maximale oppervlaktetempera-
tuur in klassen. Temperatuurklasse T...
Typeplaatje.
Temperatuurklasse
T1
T2
Maximale opper-
vlaktetemperatuur
450 300 200 135 100
[°C]
16 Montage
Bij de montage de geldende installatievoorschriften
in acht nemen met name EU-richtlijn 1999/92/EG,
EN 60079-14 en VDE 0100 (in Duitsland).
Montagetips
Beschadiging van het apparaat
LET OP:
Apparaten met al vooraf geïnstalleerde
leidingtoevoer naar de aansluitdoos kunnen
beschadigd raken als er aan de aansluitleiding
getrokken wordt of het apparaat aan de leiding
wordt opgetild. Niet aan aansluitleidingen trek-
ken of het apparaat aan de leiding optillen.
Wandventilatoren EZQ 20/4-E Ex e en
EZS 20/4-E Ex e
● Voor de vaste installatie in wand of plafond met
voldoende draagvermogen.
● Montagepositie willekeurig.
● Apparaat uitsluitend op een vlak wand- of pla-
fondoppervlak
monteren om spanningen op wandplaat of wan-
dring te voorkomen.
Controles vóór de montage
1. De volgende controles uitvoeren: D = gedetail-
leerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I
Apparaat voldoet aan de EPL-/zo-
ne-eisen van de montageplaats.
II
Apparaten van groep juist.
Apparaten temperatuurklasse juist. ●
III
IV
Beschermingsgraad (IP-graad)
van de apparaten voldoet aan het
veiligheidsniveau / de groep / het
geleidingsvermogen.
V
Aanduiding van de stroomkring
van het apparaat aanwezig en
juist.
Huis en verbindingen bevredigend. ●
VI
Controleer vóór het inbouwen de
VII
goede werking van de motorlager.
Montage van het apparaat
1. Apparaat op transportschade controleren.
2. Op de montageplaats een doorbraak aanbren-
gen. Voor een vlak steunvlak zorgen.
3. Leg de toegestane netleiding naar de montage-
plaats vast aan. Gebruik een bij het apparaattype
passende aansluitleiding.
VOORZICHTIG
!
Gevaar van snijwonden door scherp
plaatwerk van de behuizing.
Draag bij het inbouwen persoonlijke bescher-
mingsmiddelen (snijvaste handschoenen).
4. EZQ / EZS 20/4-E Ex e: Ventilator naar de mon-
tageplaats transporteren. Neem de veiligheidstips
en gegevens uit de hoofdstukken 12 t/m 15 in
acht.
64
GEVAAR
!
De ventilator kan tijdens gebruik trillen. Mocht
de bevestiging losraken, dan bestaat er levens-
gevaar als de ventilator door zijn eigen gewicht
naar beneden valt.
Wand- en plafondmontage uitsluitend op wanden/
plafonds met voldoende draagvermogen en met
groot genoeg bemeten bevestigingsmateriaal
verrichten.
T3
T4
T5
T6
LET OP
85
Lekkage bij onvoldoende afdichting. Schroef de
ventilator op alle flensboringen vast.
5. Monteer de ventilator en schroef hem op alle
flensboringen [X] (4 stuks) vast op de wand. Stel
zelf bevestigingsmateriaal dat groot genoeg is
beschikbaar. Let op de draai- en transportrich-
ting pijltjes met luchtrichting op sticker op het
apparaat.
6. Controleer de luchtspleet tussen waaier en huis
na de montage met het bijgevoegde kaliber
afb. B.
GEVAAR
!
Explosiegevaar bij gebruik zonderbeveiligings-
voorziening voor eventueel in het luchtkanaal
vallende of aangezogen vreemde voorwerpen
Levensgevaar door vonkvorming. Beveilig
met een goedgekeurd veiligheidsrooster de waai-
er tegen aanraking, erin vallen en aanzuigen van
vreemde voorwerpen in het luchtkanaal .
7. Monteer met een vrije luchtin- of uitlaat vóór het
apparaat een goedgekeurd veiligheidsrooster,
bijv. MAICO veiligheidsrooster SG...
8. Zorg voor voldoende nastroming van de lucht-
toevoer.
9. Breng geschikt isolatie-, geluiddempend en
installatiemateriaal aan.
17 Elektrische aansluiting afb. D
D
N
S
GEVAAR
!
●
●
●
Gevaar door elektrische schok. Vóór de toegang
tot aansluitklemmen alle voedingsstroomkrin-
●
●
gen vrijschakelen, tegen opnieuw inschakelen
●
beveiligen, spanningsloze toestand constateren,
●
●
●
aarden en de AARDE met kort te sluiten actieve
onderdelen verbinden en naburige, onder spanning
staande onderdelen afdekken of afsluiten. Breng
een waarschuwingsbord zichtbaar aan. Zorg ervoor
dat er geen explosieve omgeving aanwezig is.
●
●
●
LET OP:
●
●
Geen toerentalregeling toegestaan.
●
●
●
Gebruik uitsluitend toegestaan:
● bij vast aangelegde elektrische installatie.
● met voor de Ex-zone en de belasting toegestane
aansluitleiding.
● met stroomverbreker met min. 3 mm contactope-
ning per pool.
● met toegestane spanning en frequentie type-
plaatje.
● met bijgevoegde ex-beveiligde aansluitdoos.
● met aardleidingaansluiting, aan de kant van het
stroomnet in de aansluitdoos. Voor de aarding
van een buizensysteem bevindt zich een klem
buiten op de ventilator.
● bij gebruik in reglementaire bereik van het lucht-
vermogen.
● bij een toegestaan werkpunt. De op het type-
plaatje vermelde stroom en het vermogen zijn
vrij aanzuigend en vrij uitblazend gemeten. Deze
kunnen afhankelijk van het werkpunt hoger of
lager worden.
Beschadiging van het apparaat
Doorslaggevend voor de thermische beveili-
i
ging is een motorveiligheidsschakelaar.
Ventilator elektrisch aansluiten
1. Voedingsstroomkringen uitschakelen, waarschu-
wingsbord tegen opnieuw inschakelen zichtbaar
aanbrengen.
2. Aansluitdoos openen, leidingen in de aansluit-
doos steken en met kabeldoorvoer vastschroeven.
Aanhaalmomenten (in Nm bij 20 °C) in acht ne-
men. Vastzitten controleren en evt. aandraaien.
Deksel van de aansluitdoos: M4
roestvrijstalen cilinderkopschroeven
Mantelklemmen
Kabeldoorvoer M16 x 1,5:
Aansluitschroefdraad
Dopmoer
Klembereik
Klembereik + verloopafdichtset
Kabeldoorvoer M20 x 1,5:
Aansluitschroefdraad
Dopmoer
Klembereik
Klembereik + verloopafdichtset
Afsluitdop M20 x 1,5
3. Ventilator elektrisch bedraden schakelsche-
ma afb. D. Vrije, niet benodigde draadeinden
isoleren.
Aarding van de ventilator en buizensysteem
1. Aardleiding aan de kant van het net in de ex-be-
veiligde aansluitdoos aansluiten.
2. Buizensysteem van de aardleiding op de klem
buiten op de ventilator aansluiten.
Draai- en transportrichting
1. Draai- en transportrichting controleren pijltjes
op het ventilatorhuis:
Transportrichting via de motor zuigend,
draairichting rechts
draairichting motor in kijkrichting waaier
Motorveiligheidsschakelaar, aan-/uitschakelaar
1. Motorveiligheidsschakelaar installeren en con-
form schakelschema bedraden ( schakelsche-
ma, afb. D, klem 4, 5 en 6). Aanbeveling: MAICO
MVEx 0,4 uitsluitend buiten de plaats waar
ontploffingsgevaar kan heersen installeren.
2. Motorveiligheidsschakelaar op de nominale
stroom van de motor instellen (niet I
3. Breng een zelf beschikbaar te stellen aan/
uit-schakelaar aan.
Controle elektrische aansluiting
1. De volgende controles uitvoeren: D = gedetail-
leerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I
Schroeven, kabel- en leidingdoor-
voeren (direct en indirect), blinde
sluitingen van het juiste type,
volledig en
dicht.
II
Kabel- en leidingtype overeenkom-
stig het doel.
III
Aan kabels en leidingen geen
zichtbare beschadiging.
IV
Elektrische aansluitingen vast.
V
Niet gebruikte aansluitklemmen
vastgedraaid.
VI
Isolatieweerstand (IR) van de mo-
torwikkelingen bevredigend.
VII
Aardverbindingen, incl. alle aanvul-
lende potentiaalvereffeningsaan-
sluitingen, zijn reglementair
(bijv. aansluitingen zijn vast, draad-
doorsneden zijn voldoende).
1,4 Nm
2,5 Nm
1,8 Nm
1,3 Nm
4,5 ... 9 mm
2 ... 6 mm
2,3 Nm
1,5 Nm
7 ... 13 mm
4 ... 8 mm
1,0 Nm
).
max
D
N
S
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●