Power off
Hiermee schakelt u het instrument uit.
ISQ save mode
Hier kunt u de opslagmethode voor de ISQ instellen (1, 2 of 3). Zie ook het
gedeelte "Geheugen en gegevens opslaan".
Set date
Hiermee stelt u de datum in.
Set time
Hiermee stelt u de tijd in.
Pwr down time
Hiermee stelt u de tijd van inactiviteit in waarna het instrument automatisch
wordt uitgeschakeld.
Beeper vol
Hiermee stelt u het volume van hoorbare signalen in.
Disp contrast
Hiermee stelt u het contrast van de display in.
Quit menu
Hiermee sluit u het instelmenu af.
Language
Hiermee wijzigt u de taal.
Host control
Stand voor het verzenden van gegevens naar een pc of voor het upgraden van
firmware van het instrument.
Pulse beep
Hiermee schakelt u het piepgeluid van de impuls in/uit.
Interpretatie van het resultaat
Het ISQ
De stabiliteit van implantaten of bruggen kan met de Osstell ISQ op elk gewenst moment na de
plaatsing ervan worden gemeten, aangenomen dat het implantaat bereikbaar is. In de meeste gevallen
worden metingen verricht bij de plaatsing van een implantaat en voordat het implantaat wordt belas-
ten of voordat de autment wordt aangesloten. De stabiliteit wordt op deze momenten gemeten om te
bepalen of er een verandering in stabiliteit is. Na elke meting worden de ISQ-waarden geregistreerd,
die worden gebruikt als uitgangspunt voor de volgende meting. Een verandering van de ISQ-waarde
weerspiegelt een verandering van de stabiliteit van het implantaat.
In het algemeen geeft een stijging van de ISQ-waarden tussen twee meetmomenten een progressie
naar een hogere mate van stabiliteit aan en een daling van de ISQ-waarden een verlies van stabiliteit
en, mogelijk, het niet integreren van het implantaat. Een gelijkblijvende ISQ-waarde geeft aan dat de
stabiliteit niet verandert. De ISQ-waarden hebben geen correlatie met andere methoden voor meting
van mobiliteit van het implantaat.
Stabiliteit van het implantaat
De stabiliteit van een implantaat is per richting verschillend. De totale stabiliteit bestaat uit de stabi-
liteit van het implantaat in verhouding tot het omliggende bot en de stabiliteit van het bot zelf. Er is
altijd een richting waarin de stabiliteit het laagst is en een richting waarin de stabiliteit het hoogst is.
Deze twee richtingen zijn perpendiculair aan elkaar.
De SmartPeg meet de stabiliteit in die twee richtingen en daarom kunnen er twee verschillende ISQ-
waarden voor hetzelfde implantaat worden gemeten. Soms liggen de twee ISQ-waarden erg dichtbij
elkaar of zijn deze zelfs gelijk. De hoge waarde, die in de meeste gevallen wordt gevonden in de
mesiodistale richting, geeft voornamelijk de stabiliteit in verhouding tot het bot weer. Indien er een
lagere waarde wordt gevonden, geeft dit meer de totale stabiliteit weer, waarbij de botstructuur een
factor speelt.
Metingen verricht op een abutment
Wanneer de stabiliteit wordt gemeten van een abutment of een implantaat met een geintegreerd
abutment, zal de ISQ-waarde lager zijn dan bij een meting op het implantaat. Dit komt door het
verschil in hoogte boven het bot. Om achter het ISQ-verschil te komen van de uitgevoerde meting
op implantaatniveau, moet er een meting worden uitgevoerd op het implantaat voordat de abutment
65
Nederlands