Vul alleen buitenshuis benzine bij en
rook niet tijdens het bijvullen. Vul de
tank voordat u de motor start. Verwi-
jder nooit de vuldop en vul de machine
nooit met benzine als de motor loopt of
nog warm is.
Vul als volgt benzine bij:
1. Klap de zitting omhoog.
2. Verwijder de tankdop (6:R).
3. Vul voorzichtig benzine bij.
4. Plaats de tankdop weer terug en klap de zitting
omlaag.
Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand.
Laat enige ruimte leeg (ten minste de gehele vul-
buis plus 1-2 cm boven in de tank) zodat de ben-
zine, als deze warm wordt, kan uitzetten zonder
over te stromen.
5.3 MOTOROLIENIVEAU CON-
TROLEREN
Het carter is bij aflevering gevuld met olie
SAE 10W-30.
Controleer vóór elk gebruik of het olieniveau
correct is. De machine moet op een vlakke on-
dergrond staan.
Veeg de omgeving rond de oliepeilstok
schoon (7:S). Draai de oliepeilstok los en
trek deze omhoog.
Maak de oliepeilstok schoon.
Plaats de oliepeilstok terug en draai deze vast.
Trek de oliepeilstok weer omhoog. Lees het ol-
ieniveau af. Vul olie bij tot het merkteken "FULL"
als het niveau onder deze markering staat.
Het olieniveau mag nooit boven het merkteken
"FULL" komen. Hierdoor kan de motor oververhit
raken. Als het olieniveau het merkteken "FULL"
overschrijdt, moet de olie tot het juiste niveau
worden afgetapt.
5.4 VEILIGHEIDSCONTROLES
Controleer of de machine voldoet aan de onder-
staande veiligheidscontroles.
De veiligheidscontroles moeten vóór
ieder gebruik worden uitgevoerd.
Als een van de onderdelen niet door de
test komt, moet u de machine niet ge-
bruiken. Breng de machine voor
reparatie naar een erkende dealer.
All manuals and user guides at all-guides.com
NEDERLANDS
5.4.1 Algemene veiligheidscontroles
Onderdeel
Brandstofslangen
en aansluitingen
Bedrading
Uitlaatsysteem
Testrit
5.4.2 Elektrische veiligheidscontrole
Status
Maaidek niet inge-
schakeld.
Draaiende motor.
Maaidek niet inge-
schakeld.
Versnelling inge-
schakeld
5.5 BEDIENING
5.5.1 De motor starten
1. Controleer of de bougiekabel op de bougie is
2. Controleer of het maaidek is uitgeschakeld.
3. Zet de versnellingshendel in de vrijstand (N).
4. Starten van een koude motor - zet de gashendel
5. Druk het koppelings-/rempedaal geheel in.
6. Draai de contactsleutel en start de motor.
7. Als u de choke hebt gebruikt, duw dan zodra de
8. Laat de machine na een koude start niet meteen
Resultaat
Geen lekkages.
Alle isolatie is intact.
Geen mechanische schade.
Geen lekkage bij de verbindin-
gen.
Alle schroeven zijn vastge-
draaid.
Geen abnormale trillingen.
Geen abnormale geluiden.
De werking van het veiligheidssysteem
moet vóór elk gebruik worden gecon-
troleerd.
Actie
Probeer te
starten.
De bestuur-
der staat op
van de zitting.
Probeer te
starten.
Vóór het starten van de motor moeten
de acties in paragraaf 5.2 - 5.4 worden
uitgevoerd.
geplaatst.
in de chokestand.
Starten van een warme motor - zet de gashendel
op volgas (ca. 2 cm onder de chokestand).
motor is gestart de gashendel geleidelijk naar
vol gas (ca. 2 cm onder de chokestand).
belast werken, maar laat de motor eerst enkele
minuten warmdraaien. Op die manier kan de
olie eerst opwarmen.
NL
Resultaat
De motor mag
niet starten.
De motor
dient af te
slaan.
De motor mag
niet starten.
75