Indicatielampje
De SPIDER2™ bevat één groen indicatielampje.
Indicatielampje
Betekenis
Lampje aan - De batterij is geplaatst, de aan/uit-schakelaar
staat op AAN.
Lampje uit - De batterij is niet op de juiste wijze geplaatst,
de aan/uit-schakelaar staat op UIT of het apparaat is defect.
Lampje knippert - De batterij is geplaatst,
de aan/uit-schakelaar staat op AAN en de batterij
is bijna leeg.
WAARSCHUWINGEN
• De SPIDER 2-batterijlader mag niet worden gebruikt in ruimtes waar patiënten
worden verzorgd, vanwege lekstroom. Als u deze instructie niet opvolgt,
kan dit leiden tot letsel bij de patiënt en/of zorgverlener.
• De SPIDER2-batterijlader mag niet worden gebruikt in de nabijheid van
een ontvlambaar anesthetisch mengsel van lucht, zuurstof of stikstofoxide.
Batterijen vervangen
Batterijen kunnen op elk gewenst moment worden vervangen. De SPIDER2 blijft in
de oorspronkelijke toestand (gewrichten vergrendeld/ontgrendeld) wanneer de batterij
is verwijderd. Als u de batterij tijdens een ingreep vervangt, mag u de stand van de
aan/uit-schakelaar NIET wijzigen.
Batterijen vervangen:
1. Druk op de batterijontgrendelknop.
2. Schuif de batterij uit de slede op de SPIDER2 (afbeelding 10).
Indicatielampje
Afbeelding 10.
Indicatielampje tijdens het vervangen van de batterij
WAARSCHUWING: Wijzig de stand van de aan/uit-schakelaar niet
als de patiënt is aangesloten op de SPIDER2.
3. Plaats de batterij pas in de oplader als het lampje oranje is.
4. Plaats de opgeladen batterij. U kunt nu de SPIDER2 weer gebruiken. Als het
indicatielampje aangeeft dat de batterij bijna leeg is, vervangt u de batterij. Als u dit niet
doet, kan het gebeuren dat u de SPIDER2 niet meer kunt vergrendelen/ontgrendelen.
SPIDER2™ systeem voor positionering van ledematen
Batterijen opladen
De SPIDER2 bestaat uit een batterijlader, wandlader en een aantal kabels.
1. Kies de juiste A/C voedingskabel (afbeelding 11) en sluit deze aan op de wandlader
2. Steek de SPIDER2-batterijlader in een stopcontact van 100–240 VAC/50–60 hz
3. Plaats de SPIDER2-batterij op de batterijlader en schuif deze omlaag totdat hij vastklikt.
4. Als het lampje op de batterijlader continu groen brandt, is de batterij opgeladen.
Gebruiksaanwijzing
van de batterij (afbeelding 12).
Afbeelding 11. Onderdelen voor het opladen
Opmerking: Kies de juiste A/C-voedingskabel en sluit deze aan op de wandlader
van de batterij.
Afbeelding 12. Batterijlader aansluiten
(afbeelding 13).
Afbeelding 13. Batterijlader aangesloten op wandcontactdoos
Plaats de batterij pas in de oplader als het lampje oranje is (afbeelding 14).
Afbeelding 14. Batterijoplader met geplaatste batterij
Wanneer de SPIDER2-batterij niet in gebruik is, kan deze op de batterijlader
worden bewaard.
Nederlands
126-99-01 Rev. H
61