4. Krater opvullen
5. Terugbranden
Vermijdt het kleven van de draad in het bad door het verschuiven van de halte van de draad en de halte van de macht
6. slijpen draad
U kunt 3 parameters instellen:
Slijpen draad : de functie "Sproeien na terugtrekken" stelt u in staat om na de lascyclus de druppel aan het uiteinde van de lasdraad te
verwijderen.
Testen vastgelopen draad: test of de lasdraad aan het einde van de lascyclus aan het smeltbad is vastgeraakt.
Automatisch losmaken: wanneer uit de test blijkt dat de lasdraad inderdaad is vastgeraakt, zal een stroomimpuls automatisch de lasdraad
terugbranden, zodat deze losraakt.
7. Laatste gas
18
De fase voor het opvullen van de krater stelt u in staat om aan het einde van de lascyclus de
kraters op te vullen, zodat de las mooi wordt afgewerkt. Tijdens deze fase neemt het
boogregime af, waarna de lasdraad gedurende een vastgestelde tijd langzaam wordt
aangevoerd.
N.B.:
In de SYN-modus wordt de draadsnelheid voor de fase voor het opvullen van de kraters
aangepast ten opzichte van de draadsnelheid van de lasstap (∆ -70 %). De daadwerkelijke
snelheid wordt ter informatie in een grijze kleur getoond. U kunt deze snelheid direct
aanpassen in de MAN-modus: draadsnelheid (m/min.) [1,0 ; 25,0].
U kunt de optie "Afnametijd verkorten" activeren in het menu:
Configuratie > Installatie > Cyclus.
(Raadpleeg § 3.5.4 voor meer informatie over de automatische instelling)
Gas keer na het lassen cyclus.
Duur van de stap: T(s) [0,05 ; 10,00]
Tijd voor afname: T(s) [0,05 ; 10,00]
Belangrijkste lasparameters voor deze stap
Handmatig – Terugbrandtijd (ms) [0, 500]
Automatisch – Fijnafstelling terugbrandtijd (ms) [-100 ; 200]
Variabelen: T(s) [0,0 ; 20,0]
Variabelen:
Variabelen:
DIGIWAVE II