9. Berg alle tools weer op in de daarvoor bestemde
ruimten, om beschadiging te voorkomen.
Opmerking: Klap de positioneringstool met
instelbare hoogte volledig in (zie afbeelding 1B).
SECTIE B: Bijstellingsprocedure
na implantatie
U kunt de klep op elk gewenst moment na de
implantatie bijstellen. Zo nodig kunt u een steriele
afdekdoek over de incisieplaats leggen. De
afdekdoek belemmert de magnetische koppeling
van de bijstellingsprocedure niet.
LET OP: bovenmatige zwelling of dik weefsel
kan er voor zorgen dat de prestatie-instelling
moeilijk kan worden bepaald en/of bijgesteld.
Zie stap 4 in deze sectie instructies voor het
gebruik van de positioneringstool met een
laag profiel in dergelijke gevallen. Als het
problematisch blijft om beide positioneringstools
te positioneren, moet u wachten tot de zwelling
is afgenomen of de klepinstelling bevestigen
met een röntgenfoto. Zie SECTIE C: Problemen
oplossen en SECTIE D: De huidige klepinstelling
bevestigen voor meer informatie.
1. Plaats de patiënt in een dusdanige houding
dat de geïmplanteerde klep en tools zich
in een horizontale positie bevinden, om de
prestaties van de indicatortool te optimaliseren
(zie afbeelding 5).
LET OP: als de indicatortool zich niet
in een horizontale positie bevindt,
kunnen er onnauwkeurige waarden
worden weergegeven.
2. Bepaal de positie van de klep door te voelen.
Betast en markeer het midden van het
klepmechanisme; dit is het harde gedeelte
van de klep, distaal van het reservoir.
Betast en markeer de positie van de in- en
uitlaatconnecties/katheters (zie afbeelding 6).
55