13. Berg alle tools weer op in de daarvoor bestemde
ruimten, om beschadiging te voorkomen.
Opmerking: plaats de positioneringstool
met laag profiel onder het elastische
netje onderin de opbergdoos en klap de
positioneringstool met instelbare hoogte
helemaal in (zie afbeelding 1B).
SECTIE C: Problemen oplossen
Als u problemen hebt met het weergeven en/of
bijstellen van de klepinstelling:
• Zorg er voor een optimale werking van de
indicatortool voor dat de patiënt zich in een
dusdanige houding bevindt dat zowel de klep
als de componenten van de toolkit zich in een
horizontale positie bevinden. Zie afbeelding 5.
• Gebruik fluoroscopie of een röntgenfoto om de
positie en richting van het klepmechanisme voor
bijstelling te bepalen en/of om de prestatie-
instelling van de klep vast te stellen. Een vaste
markering kan nuttig zijn bij deze techniek.
Het kan een probleem zijn om de juiste positie van
de positioneringstool boven de geïmplanteerde
klep te verkrijgen. Overweeg in dat geval de
positioneringstool met laag profiel te gebruiken.
• Lokaliseer via palpatie het harde-
klepmechanisme en zorg ervoor dat de zwarte
lijnen op de positioneringstool met laag
profiel zijn uitgelijnd met het midden van
het klepmechanisme.
• Markeer de huid van de patiënt in het midden
van het klepmechanisme tussen de twee
zwarte lijnen. Markeer tevens de locatie van
de klep-connecties/katheters op het proximale
en distale uiteinde. Zie afbeelding 6. Dit
maakt het realiseren van de juiste positie en
richting van de positioneringstool boven de
geïmplanteerde klep eenvoudiger.
60