Ambu Mark IV Manual Del Usuario página 75

4. Werkingsprincipes
Q
toont hoe de beademingslucht in de beademingsballon stroomt en
vervolgens verder naar de patiënt en terug bij het handmatig
beademen en als de patiënt spontaan ademt.
De luchtstroom blijft onveranderd als de patiënt spontaan door de
ballon ademt.
Q
1.1: lucht, 1.2: zuurstofinlaat, 1.3: patiënt, 1.4: expiratie,
1.5: uitlaatdop (optie)
De geleidepen van de klepschijf in de patiëntklep maakt zichtbaar
of de eenheid naar behoren werkt. De gebruiker moet altijd, zowel
voor als na gebruik, controleren of de geleidepen naar voren beweegt
bij inspiratie en naar achteren bij expiratie. Zie
W
2.1: geleidepen (naar voren), 2.2: insufflatie of spontane inspiratie,
2.3: geleidepen (naar achteren), 2.4: expiratie
5. Gebruiksinstructies
5.1. Beademing met gelaatsmasker, zie
Maak mond en luchtwegen vrij.
Gebruik aanbevolen technieken om de patiënt in de juiste houding te
brengen om de luchtwegen op te houden.
Zet het masker stevig tegen het gelaat van de patiënt voor een goede
afdichting. Houd het masker stevig tegen het gelaat gedrukt terwijl
het hoofd in de juiste stand achterover wordt gehouden om de
luchtwegen open te houden.
WAARSCHUWING
Oefen eerst goed in het correct opzetten van het gelaatmasker, voor-
dat de beademingsballon wordt gebruikt. Onvoldoende oefening kan
geen of verminderde beademing tot gevolg hebben.
All manuals and user guides at all-guides.com
W
.
E
Knijp de ballon met één hand in.
Let tijdens de insufflatie op het omhoogkomen van de borstkas van de
patiënt.
Laat de ballon los, luister naar de uitademingstroom van de patiënt-
klep en controleer of de borstkas omlaat gaat. Bij weerstand tijdens de
insufflatie moeten de luchtwegen op obstructie worden gecontroleerd
of moet het hoofd correct worden gepositioneerd.
De beademingsfrequentie kan variëren. Volg de geldende nationale of
internationale richtlijnen voor aangeraden beademingsfrequenties.
Als de patiënt tijdens de beademing met het masker braakt, moeten
de luchtwegen van de patiënt direct worden vrijgemaakt van braaksel.
Knijp voordat de beademing wordt voortgezet enkele malen in de
ballon, terwijl het masker geen contact met het gelaat maakt.
Controleer of insufflatie en expiratie niet gehinderd worden.
De patiëntklep kan uit elkaar worden gehaald en worden gereinigd als
veel braaksel een vrije luchtstroom door de klep verhindert.
Als de klep uit elkaar is gehaald en gereinigd, moet voordat de
beademing wordt hervat de werking worden getest (zie paragraaf 8.1).
Dien zuurstof toe volgens medische indicaties. Zie paragraaf 5.2 tot 5.4.
5.2. Zuurstof toedienen zonder zuurstofreservoir,
zie
R
Dien extra zuurstof toe, door zuurstof aan te sluiten op de
O -connector van de inlaatklep.
2
O -percentages, die kunnen worden bereikt met verschillende
2
volumes en frequenties zonder een zuurstofreservoir te gebruiken.
V : Beademingsvolume, Frequentie
T f :
T
toont voorbeelden van de
Nederlands
77