Gebruiksaanwijzing
Opmerking
De batterij bevindt zich onder de
chauffeursstoel.
Afbeelding 2a
De accu is met accuzuur gevuld en
in de fabriek verzegeld. Maar ook
een „onderhoudsvrije" accu heeft
onderhoud nodig om een bepaalde
levensduur mogelijk te maken.
Houd de accu schoon.
Voorkom kantelen van de accu.
Ook uit een „verzegelde" accu
loopt elektrolytvloeistof wanneer
deze wordt gekanteld.
Laad de accu voor de eerste
ingebruikneming met een
acculader (maximale laadstroom
12 volt, 6 ampère) gedurende
1–6 uur op. Trek na het opladen
eerst de netstekker uit het
oplaadapparaat en maak
vervolgens de klemmen van
de accu los (zie ook gebruiks-
aanwijzing van het oplaad-
apparaat).
Let op
Neem de montagevolgorde bij
het los- en vastmaken van de
accuklemmen in acht.
Montage:
Maak eerst de rode kabel
(+/pluspool) en vervolgens de
zwarte kabel (–/minpool) vast.
Demontage:
Sluit eerst de zwarte kabel
(–/minpool) en vervolgens de
rode kabel (+/pluspool) aan.
Stuurkolom monteren
Afb. 2b
Stuurkolom naar voren kantelen
en in een van de twee mogelijke
standen met de meegeleverde
schroeven (1) en onderlegringen
(2) bevestigen.
Stuurwiel monteren
Afbeelding 2c
Afdekkap (1, afhankelijk van
uitvoering) van stuurwiel
verwijderen. Schroef (2) en
onderlegring (3 ) verwijderen.
Bij rechtop staande wielen het
stuurwiel op de stuuras zetten.
Leg de onderlegring (3) met de
bolle kant naar boven neer en
bevestig het stuurwiel met de
schroef (2).
Afdekkap (1, afhankelijk van
uitvoering) inzetten.
Stoel monteren
Afbeelding 2d
Opmerking
Bij het monteren van de stoel de
kabel van de stoelschakelaar niet
beschadigen! Overtollige kabel in
de opening van de stoeldrager
terugduwen.
Uitwerpklep aan maaiwerk
monteren
Afb. 2e
Moeren (1) van de dragerbouten
(2) verwijderen.
Uitwerpklep (3) op de drager-
bouten (2) monteren en met de
moeren (1) bevestigen.
Bedienings- en indicatie-
elementen
Let op.
Beschadiging van de machine.
Hier worden eerst de functies van
de bedienings- en aanduidings-
elementen beschreven. Voer nog
geen functies uit!
Afbeelding 1
1 Pedaal vooruitrijden
2 Pedaal achteruitrijden
3 Pedaal voor vastzetrem/
Tempomat
4 Hendel voor maaihoogte-
instelling
5 Gashendel/choke *
6 Combi-indicatie *
7 Choke *
8 PTO-schakelaar
9 Blikjeshouder
10 Contactslot *
11 Opbergvak
12 Transmissie-
ontgrendelingshendel
13 Brandstoftank
14 Stoelverstelhendel *
15 Stuurwiel
16 Rempedaal
(* afhankelijk van model)
Pedaal vooruitrijden (1)
Afbeelding 8
Met het pedaal regelt u de
rijsnelheid in voorwaartse
richting.
Pedaal achteruitrijden (2)
Afbeelding 8
Met het pedaal regelt u de
rijsnelheid in achterwaartse
richting.
Opmerking over het pedaal
vooruit-/achteruitrijden
Laat het pedaal los als u wilt
stoppen of van rijrichting wilt
veranderen.
Vastzetrem/Tempomat (3)
Afbeelding 8
Dit pedaal heeft een dubbele
functie:
Bedien de vastzetrem
Rempedaal (16) helemaal
indrukken en pedaal indrukken.
Maak de vastzetrem los:
Rempedaal (16) helemaal
indrukken, pedaal komt los.
Tempomat
inschakelen:
Bij het rijden het pedaal indrukken.
De op dit tijdstip gekozen voor-
waartse snelheid (echter niet de
maximumsnelheid) wordt aange-
houden. U kunt uw voet van het
rijpedaal nemen.
Bij bediening van het vooruit-
rijpedaal of van het rempedaal
wordt de Tempomat automatisch
uitgeschakeld.
Hendel voor maaihoogte-
instelling (4)
Afbeelding 1
Grote maaihoogte,
maaimechanisme hoog = hendel
op „H/8".
Kleine maaihoogte, maaimecha-
nisme laag = hendel op „L/1".
Opmerking
Kleine maaihoogte ~3,8 cm.
Grote maaihoogte ~10 cm.
Nederlands
:
45