6.6.12 AY: Anticycling
Deze functie dient om veelvuldig in- en uitschakelen in geval van verliezen in de installatie te voorkomen. De functie
kan in 2 verschillende modi worden geactiveerd: normaal en smart.
In de normale modus blokkeert de elektronische besturing de motor na N identieke start/stopcycli. In de smartmodus
daarentegen werkt hij op de parameter RP om de negatieve effecten van lekken te verminderen. Als de functie wordt
ingesteld op "Gedeactiveerd", grijpt hij niet in.
6.6.13 AE: activering van de antiblokkeerfunctie
Deze functie dient ervoor om mechanische blokkeringen te vermijden in het geval van lange inactiviteit. De werking
bestaat eruit dat de pomp periodiek in werking wordt gesteld.
Wanneer de functie geactiveerd is, zal de pomp iedere 23 uur een 1 minuut durende deblokkeercyclus uitvoeren.
LET OP: alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Aangezien het, om de start van een éénfase pomp
te garanderen, nodig is een startfrequentie te hebben die voor een zekere tijd in de buurt van de nominale frequentie
ligt (zie par 6.6.17 e 6.6.18) kan zich, iedere keer dat de antivries in werking treedt met gesloten gebruikers, een
drukstijging in de installatie voordoen.
Alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Het is belangrijk dat u zich ervan
verzekert dat de geïnstalleerde elektropomp een maximale opvoerhoogte heeft die de capaciteit
van het systeem niet te boven gaat. Als dit niet zo is, verdient het de aanbeveling de
antivriesfunctie te deactiveren.
6.6.14 AF: Anti freeze
Als deze functie geactiveerd is, wordt de pomp automatisch aan het draaien gebracht wanneer de temperatuur in de
buurt van het vriespunt komt, om te voorkomen dat de pomp zelf kapot gaat.
LET OP: alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Aangezien het, om de start van een éénfase pomp
te garanderen, nodig is een startfrequentie te hebben die voor een zekere tijd in de buurt van de nominale frequentie
ligt (zie par 6.6.17 e 6.6.18) kan zich, iedere keer dat de antivries in werking treedt met gesloten gebruikers, een
drukstijging in de installatie voordoen.
Alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Het is belangrijk dat u zich ervan
verzekert dat de geïnstalleerde elektropomp een maximale opvoerhoogte heeft die de capaciteit
van het systeem niet te boven gaat. Als dit niet zo is, verdient het de aanbeveling de
antivriesfunctie te deactiveren.
6.6.15 Set-up van de digitale hulpingangen IN1, IN2, IN3
In deze paragraaf worden de functies en de mogelijke configuraties van de ingangen door middel van de parameters
I1, I2, I3. De ingangen I2 en I3 zijn alleen beschikbaar op inverters van het type M/T en T/T.
Zie voor de elektrische aansluitingen par. 2.3.3.
De ingangen zijn allemaal gelijk en aan elk ervan kunnen alle functies worden toegekend. Via de parameter IN1..IN3
koppelt men de gewenste waarde aan de i-ste ingang.
Iedere aan de ingangen gekoppelde functie wordt verderop in deze paragraaf nader toegelicht. In Tabel 22 vindt u
een overzicht van de functies en de verschillende configuraties.
De fabrieksconfiguraties zijn te zien in Tabel
Overzichtstabel van de mogelijke configuraties van de digitale ingangen
Waarde
Functie die is toegekend aan de algemene ingang i
0
Functies ingang gedeactiveerd
1
Signaal geen water van externe vlotter (NO)
2
Signaal geen water van externe vlotter (NC)
3
Hulp-setpoint Pi (NO) met betrekking tot de gebruikte ingang
4
Hulp-setpoint Pi (NC) met betrekking tot de gebruikte ingang
NEDERLANDS
Fabrieksconfiguraties van de
digitale ingangen IN1, IN2, IN3
Ingang
1
1 (vlotter NO)
2
3 (P aux NO)
3
5 (activering NO)
Tabel 21: fabrieksconfiguratie van de ingangen
IN1, IN2, IN3 en van hun werking
224
Waarde
Weergave van de actieve functie
die is toegekend aan de ingang
F1
F1
F2
F2