– Het snoer moet zo gelegd worden dat de schaafwerkzaamheden niet bemoeilijkt worden, en dat het snoer
niet beschadigd kan worden.
– Bescherm het snoer tegen hitte en bijtende scheikundige (vloei)stoffen, en zorg dat het snoer niet bescha-
digd kan worden door scherpe voorwerpen.
– Als verlengsnoer mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van een snoer met voldoende doorsnede.
– Trek de stekker niet aan het snoer uit het stopcontact.
• Controleer de draairichting! (enkel bij uitvoering met draaistroommotor):
Naargelang de volgorde van aansluiting van de fasegeleiders, is het mogelijk dat de schaafas in de verkeer-
de richting draait. Als dit het geval is, dan kan dit tot schade aan de machine of beschadiging van het werk-
stuk leiden. Controleer daarom de draairichting voor elke nieuwe aansluiting.
Bij verkeerde draairichting moeten de fasen door een elektromonteur aan de toevoerleiding of aan de aans-
luiting op het spanningsnet omgewisseld worden werden.
Gevaar!
Reparaties van elektrische machines mogen uitsluitend door een elektromonteur uitgevoerd worden!
Gevaar door contact met de schaafas:
• Werkstukken die aan de smalle zijde geschaafd moeten worden, moeten omwille van de veiligheid goed
aansluitend aan de aanslag ingevoerd worden.
• Gebruik een tweede aanslag, wanneer u een dun of smal werkstuk moet schaven, zodat er bij het gelei-
den van het werkstuk voldoende afstand is tussen uw handen en de schaafas.
• Gebruik een duwhout als invoerhulp als er met kleine werkstukken gewerkt moet worden, waarbij de
afstand tot de schaafas onvoldoende veilig is voor de handen.
• Gebruik een werkstuksteun (bijvoorbeeld een tafelverlengstuk), zodat een groot werkstuk niet uit balans
kan geraken.
• Schaaf uitsluitend werkstukken die veilig op de machinetafel liggen.
• Schaaf een werkstuk steeds over de volledige lengte.
• Het is verboden om een geschaafd werkstuk over de nog draaiende schaafas terug te voeren!
• Dek steeds het gedeelte van de schaafas af dat niet door het werkstuk afgedekt wordt. Gebruik hiervoor
het beschermingsprofiel voor de schaafassen.
• Pas het beschermingsprofiel voor de schaafassen precies aan de afmetingen van het werkstuk aan.
• Bij het invoeren van het werkstuk in de schaafbank mogen de handen nooit onder het beschermingsprofiel
voor de schaafassen komen.
Gevaar! Indien gebruikt als vandikteschaafban:
• Gebruik een duwhout als invoerhulp, als er met kleine werkstukken gewerkt moet worden.
• Zet het werkstuk nooit „op z'n smalle kant" (tijdens het schaven). Er bestaat een reëel terugslaggevaar.
• Verwijder de eventueel in de machine geklemde werkstukdelen pas, wanneer de machine helemaal stil-
staat en wanneer de stekker uit het stopcontact getrokken is.
• Als een werkstuk zover in de machine ingevoerd is dat het aan de invoerzijde niet meer geleid kan wor-
den, neem het dan om veiligheidsredenen aan de uitvoerzijde uit de machine.
• Schaaf nooit meer dan twee werkstukken tegelijk. In dit geval moeten beide werkstukken aan de buitenzij-
den van de invoeropening ingevoerd worden.
• Tijdens het werk kan het geluidsniveau boven de 85 dB(A) komen – draag de gehoorbescherming!
Veiligheidsrichtlijnen service en onderhoud
• Voordat u met de service- en onderhoudswerkzaamheden begin; alvorens een storing te verhelpen, moet
u: :
– Zet de machine uit.
– Trek de stekker uit het stopcontact.
– Wachten tot de schaafas stilstaat.
• Beschadigde onderdelen, vooral beschadigde onderdelen van de veiligheidsvoorzieningen, mogen alleen
door originele fabrieksonderdelen of door de fabrikant goedgekeurde onderdelen vervangen worden. Als u
dit nalaat, dan kan dit tot onvoorziene schade leiden.
• Voordat u met de service of met het onderhoud begint:
– Controleer de werking van alle veiligheidsvoorzieningen na elk onderhoud.
– Controleer of er zich geen werktuigen of dergelijke aan of in de machine bevinden.
– Onderhoudswerkzaamheden of reparaties die niet in dit hoofdstuk beschreven staan, mogen uitsluitend
door vaklui uitgevoerd worden.
18