Publicidad
Idiomas disponibles
Idiomas disponibles
6.3.7 MAAIMECHANISME - INSPECTIE EN BALANCEREN
Plaats, voordat u met de afstelwerkzaamheden begint, de machine op een zo vlak mogelijke ondergrond, pomp alle
banden op tot de aanbevolen spanning (80 – 140 kPa, ± 10 kPa tussen de individuele banden) en zet de machine vast
zodat verplaatsing onmogelijk is (bijv. met een geschikte wig).
Zet de hendel voor de hoogte-afstelling van het maaimechanisme in positie 1. De wielen van het maaimechanisme
raken de grond.
Verwijder de zijkappen die toegang tot de bewegende delen van de machine afsluiten. Aan de zijkanten van de kappen
bevinden zich pennen voor snelle bevestiging, steek een schroevendraaier in de groeven ervan en draai naar links.
Neem vervolgens de kappen van de maaier af.
U bereikt de beste maairesultaten wanneer het maaimechanisme is ingesteld op de juiste maaihoogte en de beide zijden van het
mechanisme waterpas zijn. Controleer daarom regelmatig de afstanden A en B:
Afstand A is de voorste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en deze moet 23 - 25 mm boven de grond
zijn. Controleer dit aan beide zijden van het maaimechanisme. Als de hoogte verschilt, draai dan de borgmoeren
(2) en (3) op de betreffende trekstang (1) los en stel de hoogte af door beide moeren te draaien. Vergeet niet na het
instellen van de juiste hoogte de borgmoeren (2) en (3) met een aanhaalmoment van 55 - 65 Nm aan te draaien.
Afstand B is de achterste rand van het maaimechanisme in de rijrichting en moet 28 - 30 mm boven de grond zijn,
6.3.7a
dat wil zeggen, de achterste rand moet 5 mm hoger zijn dan de voorste rand. Als de hoogte verschilt, pas deze dan
aan door de moeren (4) los te draaien en de rand op de juiste hoogte af te stellen en draai vervolgens de moeren
aan met een aanhaalmoment van 55- 65 Nm.
Het maaimechanisme is ter bescherming bij botsingen voorzien van eindstoppen (5), die in het geval van onjuiste
instellingen tegen de balken van het frame stoten en voorkomen dat het maaimechanisme beschadigd raakt. Maar
een onjuiste afstelling van afstand A of B kan tot gevolg hebben dat bij botsing andere delen van de machine
ernstig beschadigd raken. Controleer daarom dat deze instelling juist is, schuif daartoe de hendel voor het omhoog
6.3.7b
brengen van het maaimechanisme helemaal naar positie 6 en kijk welke gevolgen een botsing kan hebben. Stel het
maaimechanisme opnieuw af, als dat nodig is.
Als u niet zeker weet hoe u deze procedure moet uitvoeren, laat een servicecentrum het dan voor u doen.
6.3.8 MAAIMECHANISME – DE RIEM CONTROLEREN EN AFSTELLEN
Omdat er veel van de aandrijfriem wordt gevergd, neemt de spanning van de riem van het maaimechanisme (1) na verloop van tijd
af en moet de riem worden gespannen. De riem wordt gespannen met een spanmechanisme met een veer en is goed gespannen op
het moment dat een kracht van 4 kPa wordt uitgeoefend midden tussen de poelies en de riem ongeveer 0,5 cm gebogen is.
Maak de snelkoppelingspennen van de zijplaten van het maaimechanisme los en verwijder de zijplaten.
Zet het maaimechanisme in stand 1.
Draai met een geschikte steeksleutel moer (2) zo dat de veer (3) wordt gespannen op een waarde van 145±1 mm.
6.3.8
Bevestig de zijplaten weer.
U kunt de kracht meten met een standaard mechanische dynamometer die verkrijgbaar is in winkels die dergelijke
producten verkopen.
6.3.9 MAAIMECHANISME: DE TANDRIEM VAN DE MESSEN AANPASSEN
Plaats het maaimechanisme in de laagste positie door de hendel voor de hoogte-afstelling in positie 1 te plaatsen.
Maak de snelkoppelingspennen van de zijplaten van het maaimechanisme los en verwijder de zijplaten.
Maak snelkoppelingspen (1) van de bovenste plaat (2) los en kantel de plaat ongeveer in het midden omhoog.
6.3.9a
Schuif een geschikte steeksleutel van onderaf onder de metalen kap en plaats deze op de bout van poelie (1). Draai
van bovenaf de moer van de riempoelie los.
Draai de borgmoer (2) en moer (3) los. Draai dan met een geschikte steeksleutel moer (3) zo dat de tandriem (4)
6.3.9b
goed op spanning komt.
241
Publicidad
