2. NAMEN EN FUNCTIES VAN ONDERDELEN
Regeleenheid
①
⑦
⑥
④
③
Nr.
Instellingen
Toerentalaanduiding
①
Aan-uitknop
②
Start-stopknop
③
Start-stoplampje
④
Draaiknop
⑤
Fwd-lampje
⑥
Rev-lampje
⑦
AutoR-lampje
⑧
Sync-lampje
⑨
Aanduiding op display
Alle aanduidingen die worden weergegeven bij het uitvoeren van instellingen en tijdens het gebruik,
hebben de volgende betekenis:
Aanduiding
Fwd
⑤
Letters
Geeft de instelling van de rotatiemodus aan.
rot
Zie "Rotatiemodi" (p. 23)
Geeft de tijdsinstelling voor de automatische omdraaiing von richting
SEC
aan.
Zie "Tijdgestuurde automatische omdraaimodus" (p. 24)
Geeft de instelling van het apparaat aan bij het herstellen na een
Pon
stroomonderbreking.
Zie functie "Auto-resume" (Automatisch hervatten) (p. 25)
Geeft de instelling van de ledhelderheid aan.
dSP
Zie "Instelling ledhelderheid" (p. 26)
Rev
AutoR
Toont toerental, instelling en elke parameter.
Druk op (|) of (○) om in of uit te schakelen.
Druk hierop om de rotatie te starten of te stoppen.
Brandt tijdens gebruik.
Druk op deze knop om de instelwaarde te verhogen of te
verlagen, door de items voor gebruikersinstellingen te
bladeren en tussen instellingen te schakelen of deze te
bevestigen.
Brandt in modus "Rechtsom draaien"
Brandt in modus "Linksom draaien"
Autorotatielampje; brandt in modus "Automatisch
omdraaien"
Synchroonlampje; niet gebruikt voor dit apparaat.
Omschrijving
10
⑧
⑨
Sync
②
Omschrijving