(Vertaling van de oorspronkelijke
gebruiksaanwijzing)
7 ONDERHOUD
Vooraleer
derhoudsingreep
ren:
- De motor uitschakelen.
- De sleutel uit zijn zitting halen.
- De kabel van de bougie zelf losma-
ken.
7.1
OLIE VERVERSEN
Ververs de olie voor de eerste keer na 5 uur wer-
king en vervolgens om de 20 uur of minstens een
maal per seizoen. De olie moet bij warme motor
vervangen worden.
De motorolie kan zeer warm zijn indien
ze onmiddellijk na het uitschakelen
van de motor verwijderd wordt. Laat
daarom de motor enkele minuten af-
koelen alvorens de olie te verwijderen.
1. Plaats de sneeuwruimer op een vlakke plaats.
2. Plaats een houder onder de aflaatdop.
3. Draai de aflaatdop van de olie open.
4. Kantel de sneeuwruimer naar de kant van de
handgreep; neem de handgreep vast, druk hem
omlaag om de sneeuwruimer te doen kantelen
tot de aflaatdop van de olie zich op het laagste
punt van de olie bevindt zodat de olie gemakke-
lijker weg kan lopen.
5. Laat de olie in de houder lopen.
6. Breng de sneeuwruimer na de aflaat weer naar
de verticale positie.
7. Draai de aflaatdop van de olie weer vast.
8. Reinig eventuele olielekken.
9. Vul met nieuwe olie: voor het type olie, zie
(RUBR. 2.3).
10. Controleer het oliepeil. Zie (RUBR. 6.2).
7.2
BOUGIE
Controleer de bougie éénmaal per jaar of om de
100 werkuren.
Indien de elektrodes verbrand zijn, dient men de
bougie te vervangen of te reinigen. Aanbevelingen
van de fabrikant van de motor: bougies Champion
of gelijkwaardig, voor het type bougie, zie (RUBR.
2.3).
Correcte afstand van de elektrode: 0,7-0,8 mm.
7.3
CARBURATOR
De carburator is afgesteld door de fabrikant. Indien er
nieuwe afstellingen moeten uitgevoerd worden, dient
men een geautoriseerd dienstcentrum te contacteren.
NEDERLANDS
eender
welke
uit
te
on-
voe-
Vooraleer eender welke ingreep uit te
voeren:
- De motor uitschakelen.
- De sleutel uit zijn zitting halen.
- De kabel van de bougie zelf losma-
ken.
8.1
HET BRANDSTOFRESERVOIR LEDIGEN
Ledig het brandstofreservoir in open
lucht en bij koude motor. Niet roken.
Vang de benzine op in een geschikte
houder.
1. Schakel de motor uit, verwijder de sleutel, ont-
koppel de draad van de bouie.
2. Plaats een houder onder de carburator.
3. Gebruik een vuilwerende trechter, voor de olie.
4. Draai de aflaatschroef (7:A) naast het bakje van
de carburator los en laat alle brandstof weglo-
pen.
8.2
AFSTELLING VAN DE SPANNING VAN
DE KABELS VAN DE KOPPELING
Om de transmissie van het vermogen van de motor
naar de schroefworm toe te staan, moet de kabel
van het commando van de koppeling correct op-
gespannen zijn.
De kabel moet stevig bevestigd zijn aan de veer op
het commando. Zie (AFB. 3). Ga als volgt te werk:
1. Schakel de motor uit, verwijder de sleutel, ont-
koppel de draad van de bougie.
2. Laat de bescherming (3:F) langs de verbindings-
draad naar boven glijden om de doorgeboorde
plaat (3:G) zichtbaar te maken.
3. Steek de kabel in een zo laag mogelijke opening
op de plaat (3:G) zonder de veer uit te trekken
(3:D).
4. Controleer dat de veer niet uitgerokken wordt.
5. Herplaats de bescherming op de plaat.
Berg de sneeuwruimer nooit op met
benzine in het reservoir in gesloten
ruimtes met onvoldoende ventilatie.
De dampen van de benzine zouden in
aanraking kunnen komen met vrije
8 ASSISTENTIE EN
HERSTELLINGEN
9 OPSLAAN
NL
13