De bouten en moeren waarmee de spanbanden aan de pomp
worden bevestigd, diagonaal aandraaien tot het in onderstaande
tabel aangegeven aanhaalmoment:
Spanbanden
Bout/moer
M8
M10
M12
M16
SP 215, 50 Hz, meer dan 8 traps
SP 215, 60 Hz, meer dan 5 traps
Draai de moeren bij het monteren van de motor en de pomp dia-
gonaal vast tot het in onderstaande tabel aangegeven aanhaal-
moment:
Pomp/motor
Diameter tapeind
3/8 UNF
1/2 UNF
M8
M12
M16
M20
Zorg ervoor dat de pompkamers na montage pre-
Voorzichtig
cies goed zitten.
6.2 Verwijderen en aanbrengen van kabelbeschermer
Zie pagina 159 en 160 voor het verwijderen en aanbrengen van
de kabelbeschermer(s).
De kabelbeschermer kan op de pomp (bijv. SP 215) worden
geschroefd. Draai bij het verwijderen van de kabelbeschermer
eerst de schroeven los.
Zorg ervoor dat de pompkamers na montage pre-
Voorzichtig
cies goed zitten.
6.3 Aansluiten van een onderwaterkabel
6.3.1 Grundfos onderwatermotoren
Alvorens de onderwaterkabel op de motor aan te sluiten, dient u
ervoor te zorgen dat de kabelsok schoon en droog is.
Om het aansluiten van de kabel te vergemakkelijken kunt u de
rubber delen van de kabelplug insmeren met een niet-geleidende
siliconenpasta.
De schroeven waarmee de kabel wordt bevestigd aandraaien tot
het onderstaande aanhaalmoment:
MS 402:
2,0 Nm.
MS 4000:
2,0 Nm.
MS6:
5,5 Nm.
MS 6000:
4,0-5,0 Nm.
MMS 6000:
10 Nm.
MMS 8000:
18 Nm.
MMS 10000: 18 Nm.
MMS 12000: 15 Nm.
6.4 Stijgbuis
Bij gebruik van bijv. een kettingtang voor montage van de stijg-
leiding aan de pomp, mag uitsluitend de pompkamer, waarin zich
de persaansluiting bevindt, gebruikt worden om de pomp vast te
houden.
De schroefdraadverbindingen aan de stijgbuis dienen op maat
gesneden en aan elkaar gekoppeld te zijn. Alleen dan kunt u er
zeker van zijn dat ze niet los werken wanneer ze worden bloot-
gesteld aan torsie, die wordt veroorzaakt door het starten en
stoppen van de pomp.
De schroefdraadverbinding aan het deel van de stijgbuis dat op
de pomp aangesloten moet worden, mag niet langer zijn dan de
draadaansluiting van de pomp.
Als de kans bestaat dat door de pijpleidingen geluid door het
gebouw wordt getransporteerd, is het raadzaam kunststofleidin-
gen te gebruiken.
Aanhaalmoment
N.B.
[Nm]
Wanneer gebruik wordt gemaakt van kunststofleidingen, dient u
18
de pomp te beveiligen met een beveiligingskabel, die u vastzet
35
aan de perskamer van de pomp (zie afb. 20).
45
120
150
Aanhaalmoment
[Nm]
18
50
Afb. 20 Het bevestigen van de beveiligingskabel
18
Voor het aansluiten van een pomp op een kunststofleiding dient
70
een flexibele koppeling te worden gebruikt.
150
Als gebruik wordt gemaakt van flensbuizen, dienen de flenzen te
zijn voorzien van sleuven voor de onderwaterkabel en een water-
280
indicatieleiding (indien aangebracht).
6.5 Maximale installatiediepte onder water
Grundfos MS 402:
Grundfos MS 4000: 600 m.
Grundfos MS6:
Grundfos MS 6000: 600 m.
Grundfos MMS:
Franklin-motoren:
6.6 Bevestiging van kabels
Gebruik om de 3 meter speciale kabelbevestigingen om de
onderwaterkabel en de beveiligingskabel (indien aangebracht)
aan de stijgbuis van de pomp vast te maken.
Grundfos levert op aanvraag setjes kabelbevestigingen. Elk set
bestaat uit een 1,5 mm dikke rubberband en 16 knopen.
Bevestigen van een kabel: Snij de rubberband zodanig af dat
het stuk zonder split zo lang mogelijk wordt.
Breng een knoop aan in de eerste split.
Leg de draad langs de onderwaterkabel (afb. 21).
Afb. 21 Het bevestigen van de kabelklemmen
Draai de band eenmaal rond de draad en de kabel.
Draai de band vervolgens ten minste tweemaal strak rond pijp,
draad en kabel.
Duw de split over de knoop heen en snij de band af.
Op plaatsen waar grotere kabeldoorsneden worden gebruikt, zal
het nodig zijn de band diverse malen rond het geheel te wikkelen.
Bij gebruik van kunststofleidingen dient er tussen de pijp en elke
kabelbevestiging enige speling in acht te worden genomen, aan-
gezien kunststofleidingen onder belasting uitzetten.
Kunststofleidingen alleen gebruiken bij 4"-pom-
pen.
150 m.
600 m.
250 m.
350 m.
111