De operator kan de draadsnelheid instellen tussen 1
en 25m/min.
Door de parameter CRA te activeren kan de operator
de kratervulling instellen tussen 10% en 100% van de
lasstroom, zie afb. 11 - 12.
De operator kan de kratervultijd instellen tussen 0,1 en
10 seconden, zie afb. 13 - 14.
De operator kan de tijd van het laatste stijging instellen
tussen 0,1 en 10 seconden, zie afb. 15 - 16.
De operator kan de draadsnelheid instellen tussen 1
en 25m/min.
4T-modus
Om het lassen op te starten moet u de knop indrukken en
weer loslaten. Om het lassen de onderbreken moet u de
knop indrukken en weer loslaten. Samen met de 4T-mo-
dus kunnen de volgende parameters worden gekozen:
HSA (Automatische hot start), CRA (Eindkrater vullen) en
Spot (Spotlassen).
Raadpleeg de 2T-modus voor de functies HSA en CRA.
3L-modus
Deze functie is buitengewoon geschikt voor het lassen
van aluminium.
De functies HSA en CRA zijn uitgeschakeld als de 3L-
modus geactiveerd is.
Met de knop van de lastoorts kunnen tijdens het lassen 3
verschillende lasstromen worden opgeroepen.
De stroom en de aflooptijd worden als volgt ingesteld:
Eerste stroomniveau. Kan worden ingesteld op een
waarde tussen 10 en 200% van de ingestelde lasstroom,
zie afb. 17 - 18.
Duur eerste stijging. Bepaalt de aflooptijd tussen het
eerste stroomniveau en de lasstroom.
Kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 se-
conden, zie afb. 19 - 20.
Duur van de laatste stijging. Bepaalt de aflooptijd tus-
sen de lasstroom en de kratervulling
(Vullen van de krater aan het einde van het lassen). Kan
worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 10 secon-
den, zie afb. 21 - 22.
Niveau van de kratervulling. Kan worden ingesteld
op een waarde tussen 10% en 100% van de ingestelde
lasstroom, zie afb. 23 - 24.
Het lassen begint zodra op de knop van de lastoorts
wordt gedrukt.
De opgeroepen stroom zal het eerste stroomniveau
Deze stroom blijft behouden zolang de knop van de la-
stoorts ingedrukt wordt;
Als de knop losgelaten wordt, loopt deze stroom af naar
de lasstroom. Deze stroom blijft behouden tot de knop
van de lastoorts opnieuw wordt ingedrukt.
De volgende keer dat op de knop van de lastoorts ge-
drukt wordt, loopt de lasstroom af naar de kratervul-
ling. Deze stoom blijft behouden tot de knop van de la-
stoorts weer losgelaten wordt.
zie Afb.03.
zie Afb.03B.
SPOT-modus zie afb.25 - 25A.
De operator kan kiezen uit Spotlas- en intervaltijd.
Deze functie wordt geïnhibiteerd als de 3L-functie geac-
tiveerd is.
Spotlastijd.
Kan worden ingesteld op een waarde tussen 0,3 en 25
seconden, zie afb.26 - 27.
Intervaltijd.
Kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 5 se-
conden, zie afb.28 - 29.
Dit is de pauzetijd tussen twee laspunten of -delen.
Toets die de 2T-modus met geactiveerde
spotlasfunctie weergeeft
Toets die de 2T-modus met geactiveerde
spotlas- en intervalfunctie weergeeft
Toets die de 4T-modus met geactiveerde
spotlasfunctie weergeeft
Toets die de 4T-modus met geactiveerde
spotlas- en intervalfunctie weergeeft
SECTOR DF. DUBBELE PULS.
Op het display wordt de mogelijkheid weer-
gegeven om de functie te activeren wanneer
de toets wordt geselecteerd, zie afb.30 - 31.
Uitsluitend geactiveerd in het geval van synergetische
MIG/MAG-lasprocessen. Tijdens dit lasproces varieert
de intensiteit van de stroom tussen de twee niveaus.
Voordat u het lassen met een dubbele puls instelt, moet
u een korte lasnaad maken om de snelheid van de draad
en de stroom voor de optimale penetratie en de breedte
van de lasnaad voor de gewenste verbinding te kunnen
bepalen.
Op deze manier bepaalt u de waarde van de snelheid
voor de voortgang van de draad (en dus de stroom) waar
de in te stellen meters per minuut bij worden opgeteld of
van worden afgetrokken.
Houd er rekening mee dat een correcte lasnaad een
overlapping van twee "mazen" van minstens 50% vereist.
MIN
FREQUENTIE
0,1 HZ
SNELHEIDSVER-
0,1 M/MIN
SCHIL
PULSLENGTE
25%
BOOGCORREC-
-9,9
TIE
MAX
DEF
5,0 HZ
1,5 HZ
3,0 M/MIN
1,0 M/MIN
75%
50%
9,9
0,0
137
137