6.2 Inbedrijfstelling
Tijdens de werkzaamheden voor inbedrijfstelling en onderhoud, moet gezorgd worden voor een veilig transport van alle componenten
middels geschikte vrachtstroppen. De verplaatsing moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd, om te vermijden dat de
pomp schade oploopt en ongevallen voor het personeel worden veroorzaakt. De hijspunten van de verschillende pompuitvoeringen
mogen uitsluitend worden gebruikt om de machine zonder water en losgekoppeld van de leidingen op te tillen.
In figuur 9 zijn in het zwart de hijspunten van enkele grondplaten aangeduid.
Maximumsnelheid voor het optillen: Vmax
Ga niet onder de pomp staan of ga er niet onder door wanneer ze wordt opgetild!
7
OPSLAG
In geval van opslag moet de pomp in een afgesloten ruimte geplaatst worden (fig. 10);
indien ze buiten wordt gelaten, moet ze met een waterdicht zeil worden afgedekt.
Vermijd vorming van vochtophoping rond de pomp.
Laat geen vloeistof in het pomphuis. Laat het leeglopen via het deurtje (fig.11). In de
wintermaanden kan de vloeistof bevriezen en ernstige schade aan de pomp veroorzaken.
Wanneer de vloeistof gevaarlijk is, moet men alle voorzorgsmaatregelen nemen om
schade en ongevallen te voorkomen vooraleer het pomphuis leeg te maken. Laat de as
regelmatig draaien om aanslag binnenin de pomp te vermijden.
8
ASSEMBLAGE
Indien de pomp werd geleverd in de versie met vrije as (pomp met steun) moet men
ze met de motor koppelen via een koppeling en controleren:
- of de koppeling geschikt is voor het over te dragen vermogen
- de correcte uitlijning van de koppeling (zie par. 10)
- dat de kap van de koppeling conform is met de veiligheidsnormen
- het nominaal vermogen van de motor
- het opgenomen vermogen van de pomp (zie typeplaat van de motor)
- het toerental van de motor (zie typeplaat van de motor)
- het toerental van de pomp.
9
INSTALLATIE
De grondplaat van de motorpompgroep moet verankerd worden op een genivelleerde
betonnen sokkel waarin de funderingsbouten werden ingebed, volgens het schema dat
op aanvraag wordt geleverd. De sokkel moet robuust zijn om elke trilling te absorberen,
en sterk genoeg om de uitlijning van de groep pomp/motor te behouden.
De motorpompen op wagens moeten zo horizontaal mogelijk worden geplaatst.
9.1 Montage
Tijdens het verankeren van het onderstel op de sokkel, is het aanbevolen om de vlakheid
te controleren met behulp van een waterpas die op de flens van de toevoeropening van de
pomp wordt geplaatst. Wanneer er aanpassingen nodig mochten zijn, moet men het vlak van
de sokkel aan het onderstel aanpassen, nooit het onderstel aan de sokkel aanpassen.
9.2 Leidingen
Maak de leidingen zorgvuldig schoon vooraleer ze op de pomp aan te sluiten.
De aanzuigleiding moet een diameter hebben die overeenstemt met die van de aanzuigopening
van de pomp (voor grotere diameters moet men VARISCO raadplegen). Vermijd indien mogelijk
bochten, elleboogstukken of vernauwingen, die de toestroom van vloeistof naar de pomp kunnen
beperken. Monteer de bodemafsluiter niet: de pomp is voorzien van een ingebouwde terugslagklep.
Installeer de pomp zo dicht mogelijk bij de te verpompen vloeistof (fig. 12) en zorg ervoor de
zuighoogte te beperken indien mogelijk (fig. 13).
De verbindingen van de leidingen voor het aanzuigen moeten perfect luchtdicht zijn: controleer
de schroefdraadverbindingen, de pakkingen van de flenzen, de snelkoppelingen, enz.
De toevoerleiding moet tijdens het op gang brengen ervoor zorgen dat de lucht uit de installatie wordt gedreven.
De leidingen voor aanzuigen en toevoer moeten gemonteerd worden zodat ze geen spanningen in het pomphuis genereren.
De motorpompgroepen moeten voorzien zijn van flexibele rubberen stukken om de leidingen te isoleren tegen trillingen die door de
verbrandingsmotor gegenereerd worden.
60
INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK EN ONDERHOUD -
fig. 9
0,5 m/s
JB / JD
fig. 12
fig. 13
fig. 10
fig. 11