INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK EN ONDERHOUD -
10
UITLIJNING
Vooraleer de pomp in werking te stellen, is het van belang de uitlijning van de componenten van de groep (koppeling/motor) te controleren.
Voor de groepen met grondplaat werd de correcte uitlijning uitgevoerd in de fabriek. Bij aankomst op de installatieplaats moet echter
een nieuwe controle uitgevoerd worden:
- plaats de grondplaat op het oppervlak van de sokkel en steek de ankerbouten in de gaten van de grondplaat zonder ze volledig vast te schroeven.
- verwijder de kap van de koppeling
- draai de ankerbouten vast en controleer opnieuw de uitlijning, zoals aangeduid op figuur 14. Stel af naargelang het type koppeling, zoals
aangeduid in de paragrafen 12.10; 12.11; 12.12.
- herplaats de kap van de koppeling voor het straten.
11
START
Vooraleer de pomp in werking te stellen, moet men controleren of de installatie correct werd voltooid.
Controleer of alle veiligheidssystemen actief zijn.
11.1
Controle van de dichting
Vooraleer de pomp te starten, moet men controleren op de typeplaat welk type dichting wordt vermeld.
11.1.1 Pompen met dichting type 1 of 2
De dichtingen type 1 of 2 werden tijdens het monteren met vet gevuld; ze hebben tijdens de eerste 500 bedrijfsuren van de pomp
geen onderhoud nodig. Na deze periode invetten via de speciale smeernippel die tussen de pomp en de motor is geplaatst (fig. 15).
Gebruik NILS ATOMIC X-OT 56 vet.
fig. 15
11.2
Brandstof bijvullen
Tijdens het bijvullen van brandstof moet men zich houden aan de veiligheidsnormen die inherent zijn aan ontvlambare vloeistoffen (fig. 16).
11.3
Vullen van het pomplichaam
Vul volledig het pomplichaam (fig. 17). Staat de pomp stil dan wordt het lichaam niet leggemaakt en is het dus ook niet nodig het te vullen.
11.4
Op gang brengen
Opgepast: indien de pomp niet op gang komt, mag men ze niet langer dan 2 minuten doen werken, om het verhitten van
de vloeistof en de beschadiging van de dichting te vermijden.
Raadpleeg paragraaf 13.1 indien de pomp niet op gang komt.
Geleidelijk versnellen tot op het maximum toerental. Nooit op het einde van de loop van de versnellingshendel werken: voor een hoger
toerental dan het toerental waarop de motor werd afgesteld, zou de pomp een groter vermogen vereisen dan het vermogen dat de
motor kan geven. Nooit het maximum toerental overschrijden dat op de typeplaat van de pomp is aangegeven.
Als de pomp op gang is gebracht:
- controleer de dichting op de as: bij een mechanische dichting mogen er geen lekken zijn
- als men denkt dat de pomp afwijkend werkt, moet men absoluut de pomp stilleggen en de oorzaken opsporen (zie paragraaf 13).
12
ONDERHOUD
OPGEPAST: voor onderhoud/ of reparatiewerkzaamheden op de machine uit te voeren, moet men beslist:
- De motor stilleggen.
- De pomp van de zuig- en toevoerleidingen ontkoppelen.
- De gepompte vloeistof uit het pomphuis aflaten via het afvoerdeurtje (fig. 11).
- Eventuele residuen van de gepompte vloeistof verwijderen en schoonmaken.
Opgepast: vloeistofresiduen kunnen in het pomphuis, in de motorhouder en in de aanzuigleiding achterblijven; neem de gepaste
voorzorgsmaatregelen indien het gaat om een gevaarlijke vloeistof (ontvlambaar, corrosief, giftig, besmet).
12.1
Inspectie en controle
Controleer regelmatig of de pomp goed werkt door via het instrumentarium van de installatie (manometer, vacuümmeter) na te gaan
of de pomp constant geschikt voor de dienst is.
Een regelmatig onderhoud van de verschillende slijtageonderdelen is aanbevolen, in het bijzonder van de rotor en van de slijtplaat.
Op aanvraag kunnen de pompen die zoutwater pompen, worden voorzien van een bescherming tegen galvanische corrosie,
bestaande uit een reeks zinken schijven die op de deurtjes worden bevestigd. Iedere 1000 uur moet men de slijtage van de zink
controleren en eventueel vervangen.
axiale
verplaatsing
JB / JD
radiale
verplaatsing
fig.16
evenwijdige
verplaatsing
fig. 14
fig. 17
61