INSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK EN ONDERHOUD -
De pomp geeft het debiet niet af
13.2
12 De pomp is niet in gang
zie de oorzaken vermeld onder punt 13.1
13 De prevalentie die door de installatie wordt gevraagd is hoger dan de prevalentie van het ontwerp van de pomp
herzie het ontwerp van de installatie of de keuze van de pomp
14 Overmatig verlies van belasting bij aanzuigen
herzie de verdeling van de curves, kleppen, vernauwingen enz.; indien nodig de diameter van de leidingen verhogen
15 Rotor verstopt door vreemde voorwerpen
demonteer het huis en verwijder de vreemde voorwerpen
16 De leidingen voor aanzuigen/toevoer kunnen dicht of verstopt zijn
lokaliseer het verstopte punt en ontstop of maak schoon.
13.3
De pomp levert geen voldoend debiet
17 Infiltraties van lucht bij het aanzuigen
controleer of de koppelingen aangespannen zijn en inspecteer de aanzuigleiding
18 De rotor en/of de slijtplaat kunnen versleten zijn
ze moeten worden vervangen door de pomp te demonteren zoals beschreven in paragraaf (12.2; 12.3).
19 De aanzuigleiding heeft niet voldoende diameter
vervang de aanzuigleiding.
Controleer andere mogelijke oorzaken: zie paragraaf 13.2.
13.4
De pomp ontwikkelt niet voldoende druk
20 De viscositeit van de vloeistof is hoger dan de voorziene viscositeit
neem contact op met de fabrikant van de pomp, na meting van de viscositeit van de vloeistof, die voor centrifugaalpompen niet hoger
dan 50 cSt mag zijn.
Controleer andere mogelijke oorzaken: zie punt 5 van paragraaf 13.1 en paragraaf 13.2.
13.5
De pomp neemt te veel vermogen op
21 De rotatiesnelheid is te hoog
controleer de correcte rotatiesnelheid
22 De pomp werkt met andere gegevens dan de contractuele gegevens
controleer de bedrijfsomstandigheden van de pomp en vergelijk met de gegevens van de typeplaat
23 Het specifieke gewicht van de vloeistof is hoger dan het vooraf bepaalde gewicht
meet het specifieke gewicht van de vloeistof en vergelijk met het contractuele gewicht
24 Verkeerde uitlijning van de groep
controleer de correcte uitlijning van de groep zoals aangeduid in paragraaf 10
25 Mogelijke interne wrijving tussen de roterende en vaste delen
demonteer het pomplichaam, zoals aangeduid in paragraaf 12.2. En controleer of er gestreepte oppervlakken zijn.
26 Vreemde voorwerpen in de rotor
demonteer het pomphuis zoals aangegeven in paragraaf 12.2 en verwijder de vreemde voorwerpen.
13.6
De pomp trilt en maakt lawaai
27 De werking is op een te klein vermogen
controleer de correcte afstelling van de kleppen van de installatie en de aanduiding van de manometer en van de vacuümmeter
28 De pomp of de leidingen zijn niet stevig vastgemaakt
controleer of de leidingen van de installatie correct aangeschroefd zijn
29 Cavitatie van de pomp
zie paragraaf 13.2. Controleer andere mogelijke oorzaken: zie paragraaf 13.1
30 Vreemde voorwerpen in de rotor
demonteer het pomphuis zoals aangegeven in paragraaf 12.2 en verwijder de vreemde voorwerpen.
13.7
De pomp blokkeert
31 Mechanische storingen
controleer of de as, de koppelingen, de motor, eventuele schijven en riemen, eventuele multiplicators/reductors enz. intact zijn.
32 Vreemde voorwerpen in de rotor
controleer de binnenzijde van het pomplichaam via het kijkgat of demonteer het pomplichaam zoals aangeduid in paragraaf 12.2.
13.8
De lagers gaan niet lang mee
33 Gebrek aan smering
smeer de lagers zoals beschreven in paragraaf 12.7
34 Vreemde voorwerpen in de lagers
vervang de lagers zoals beschreven in paragraaf 12.8
35 De lagers roesten
vervang de lagers zoals beschreven in paragraaf 12.8.
13.9
De dichting lekt
36 Dichting type 1 of 2
dit type dichting is geschikt voor het pompen van troebele vloeistoffen of vloeistoffen met schurende elementen en aardoliehoudende
producten bij een temperatuur tot 110° C: om de 500 uren invetten via de hiervoor bestemde kogelsmeerpot tot het vet eruit komt.
Indien goed gesmeerd, kan hij 2 minuten droog werken. Wanneer er tijdens de werking een vloeistoflek optreedt, moet men de
dichting vervangen (zie paragraaf 12.5).
JB / JD
65