5.9.1. HETELUCHTSYSTEMEN
Bij haardsystemen die regulier de warmte via convectie (heteluchtkachels,
warmtehaarden etc.) afvoeren, moeten de volgende punten (zie handleiding,
pagina 11) in acht worden genomen:
• De dwarsdoorsnede voor de luchtinlaat- en luchtuitlaatopening vindt
u bij de Technische gegevens (vanaf pagina 15). Afwijkende dwars-
doorsnedes zijn mogelijk, mits overeenkomstige berekeningen worden
overlegd.
• Minimaal 50% van de luchtinlaat- en luchtuitlaatopening mag niet
afsluitbaar zijn.
• Bij toepassing van de convectieluchtmantel moeten alle vier de aan-
sluitstompen worden gebruikt. De luchtinlaat- en luchtuitlaatopeningen
mogen niet afsluitbaar zijn.
• De luchtleidingen moeten bestaan uit niet-brandbare vormvaste bouwmaterialen.
• In een gebied van 30 cm naast en 50 cm boven de warmte-afvoerroos-
ters mogen zich geen brandbare bouwmaterialen en voorwerpen, bijv.
houten plafonds, en geen inbouwmeubels bevinden.
5.9.2. GESLOTEN HA ARDSYSTEMEN
Bij haardsystemen die de warmte regulier via de buitenste haardbekleding
(grondovens, hypocaustumsystemen, systemen met afsluitbare convectielucht-
openingen etc.) – dus via de warmtestraling van de bekleding – aan de omge-
ving afgeven, moeten de volgende punten absoluut in acht worden genomen:
• Het haardsysteem moet volgens de betreffende bekende regels van het
KL Handwerk worden ontworpen en gebouwd (nu nieuw: TROL 2006).
• Wij adviseren principieel de toepassing van voldoende opslagmateriaal
(bijv. Magnetherm) om de warmte optimaal te benutten en het gevaar
van oververhitting tijdens temperatuurpieken te voorkomen.
• De grootte van het haardsysteem, d.w.z. de grootte van het warmte
afgevende oppervlak moet afhankelijk van het warmtevermogen en de
warmtebehoefte worden bepaald!
• De bekledingscomponenten moeten worden geselecteerd aan de hand
van de hogere eisen.
• De bouwer moet de gebruiker bij voorkeur schriftelijk wijzen op de speciale
bouwwijze/gebruikswijze. De opgelegde hoeveelheid hout moet overeenko-
men met de warmte-afgifte resp. de opslagcapaciteit van het opslagmedium
(in het algemeen niet meer dan 2–3 maal opleggen per dag).
• Het wordt aanbevolen om aangrenzende oppervlakken van brandbare
materialen naast de vereiste warmte-isolatie tevens te beschermen met
een actieve achterventilatie.
• De op pagina 10 aangegeven isolatiediktes gelden alleen voor hete-
luchtsystemen. Bij gesloten haardsystemen moeten de isolatiediktes
worden berekend overeenkomstig TROL.
• Bij omhoogschuifbare verbrandingskamerdeuren mag de temperatuur
aan de geleiderollen en aan de lagers niet hoger liggen dan 270 °C.
Eventueel moeten gedeeltes van het verwarmingselement met beweeg-
lijke mechanische onderdelen apart worden geïsoleerd.
• Bij het inbouwen van toebehoor-onderdelen moeten de montagevoor-
schriften daarvan in acht worden genomen, in het bijzonder m.b.t. de
toegestane bedrijfs- of omgevingstemperaturen en eventueel eisen aan
de toegankelijkheid.
NL 12