7.4.2 - Signaleringen van het knipperlicht
Indien met de uitgang FLASH op de besturingseenheid een knipperlicht wordt
verbonden (of het LED-knipperlicht (optionele accessoire) wordt gebruikt) knip-
pert dit tijdens uitvoering van een manoeuvre met tussenpauzen van 1 secon-
de. Als er zich een storing voordoet, zal het knipperlicht korter knipperen, het
Functie
1 knippering
pauze van 1 seconde
1 knippering
2 knipperingen
pauze van 1 seconde
2 knipperingen
3 knipperingen
pauze van 1 seconde
3 knipperingen
4 knipperingen
pauze van 1 seconde
4 knipperingen
5 knipperingen
pauze van 1 seconde
5 knipperingen
6 knipperingen
pauze van 1 seconde
6 knipperingen
7 knipperingen
pauze van 1 seconde
7 knipperingen
8 knipperingen
pauze van 1 seconde
8 knipperingen
9 knipperingen
pauze van 1 seconde
9 knipperingen
7.5 - Loop Detector
De besturingseenheid heeft twee circuits die bedoels zijn voor de detectie van
metalen massa's (motorfietsen, auto's, vrachtwagens, enzovoort); elk circuit
kan worden aangevuld met het gebruik van een inductiespiraal, bestaande uit 1
unipolaire kabel, die op een diepte van enkele centimeters onder het terrein
moet worden geplaatst.
7.5.1 - Werking
Wanneer de besturingseenheid een variatie in frequentie detecteert als de dete-
tiespiraal door er een metalen massa wordt gepasseerd, activeert deze een
manoeuvre of een uitgang (uitgang 1, 2, 3) om het knipperlicht, het controle-
lampje barrière open of de lichten voor de slagboom te activeren. De fabrieks-
instelling geeft opdracht voor een openingsmanoeuvre voor de salgboom;
zolang de detectielus actief is, kan er geen opdracht tot een sluitmanoeuvre
worden gegeven.
Wanneer de eenheid op de voeding wordt aangesloten, wordt er een kalibratie
uitgevoerd, wat betekent dat de werkingsfrequentie van elke detectiespiraal
wordt gemeten; na 30 seconden wordt het circuit automatisch uitgeschakeld.
De "gevoeligheid van detectie van metalen massa's" kan op 8 niveaus worden
ingesteld (zie tabel 7 hoofdstuk 6). De fabrieksinstelling is 90%.
Via de Oview-programmeereenheid kunt u andere aan Loop Detector gekop-
pelde werkingsparameters en -modi wijzigen.
De volgende programmeringen zijn mogelijk voor de waarden (zie ook tabel 15:
• Gevoeligheid Loop: stelt de minimale frequentievariatie van de metalen
massa in die nodig is om de manoeuvre in gang te zetten. Verwijzingspara-
meters:
- stel een "hoge gevoeligheid" in voor detectie van metalen massa's met klei-
ne afmetingen
- stel een "lage gevoeligheid" in voor detectie van metalen massa's met grote
afmetingen.
• Voeding Loop: schakelt de circuits van de Loop Detector in of uit.
• Schakelt loop 1, 2 in: l'activering van de detectielus zet de beweging van de
slagboombarrière in gang op basis van de ingestelde werkingsmodi. Als de
functie UITGESCHAKELD wordt, is de status van de detectielus beschikbaar
en kan een van de uitgangen (uitgang 1, 2, 3) op de besturingseenheid met
de Oview-programmeereenheid geprogrammeerd worden.
16 – Nederlands
Waarden
Fout Bluebus systeem
Er is een fotocel in werking getreden
Activering van de beperking van de "Motorkracht"
Activering van de ingang STOP
Fout in de interne parameters van de besturingseen-
heid
Niet gebruikt
Fout in de interne elektrische circuits
Niet gebruikt
Blokkering van de automatisering
licht knippert tweemaal, waarna er een pauze van 1 seconde is. Dezelfde sig-
naleringen worden ook gegeven door het LED-knipperlicht (optionele accessoi-
re) en door de LED "Bluebus". In tabel 14 vindt u een beschrijving van de oor-
zaak en oplossing voor de verschillende signaleringen.
TABEL 14
Standaard
De controle van de inrichtingen die zijn aangesloten op het Blue-
bus systeem, die aan het begin van de manoeuvre wordt uitgevo-
erd, stemt niet overeen met de inrichtingen die gedurende de zel-
fleringfase werden opgeslagen. Het is mogelijk dat er kapotte inri-
chtingen aanwezig zijn, u dient dit te controleren en de inrichtin-
gen te vervangen. Als er wijzigingen zijn aangebracht, dient de zel-
flering van de inrichtingen te worden herhaald (zie paragraaf 4.5).
Aan het begin van de manoeuvre geven één of meer fotocellen
geen toestemming voor de beweging; controleer of er obstakels
aanwezig zijn.
Gedurende de beweging heeft de slagboom meer wrijving onder-
vonden, ga na wat hiervan de oorzaak is.
Aan het begin van de manoeuvre of gedurende de beweging is er
een activering geweest van de ingang STOP; ga na wat hiervan
de oorzaak is.
Schakel de stroomtoevoer uit en vervolgens weer in. Als de fout
zich blijft voordoen, voert u de procedure "Volledig wissen van
het geheugen" uit, zoals beschreven in hoofdstuk 7.1, en voert u
vervolgens de installatie opnieuw uit; als de status onveranderd
blijft, is er mogelijk sprake van een ernstig defect en moet de
elektronica worden vervangen.
–
Koppel alle voedingscircuits gedurende enkele seconden af en
probeer vervolgens opnieuw een instructie te verzenden; als de
status niet verandert, is er mogelijk een ernstige storing op de
kaart of op de aansluitingen van de motor. Controleer en vervang
de betreffende onderdelen zo nodig.
–
Verstuur de instructie "Ontgrendel automatisering" of stuur de
manoeuvre aan met "Stap-voor-stap hoge prioriteit".
• Werkingstijd detectielus: de tijd dat de detectielus bezet is. Als deze tijd
verstreken is, wordt er automatisch een herkalibratie in gang gezet om aan te
geven dat de detectielus vrij is.
• Werkingsmodus loop: als de functie "Loop inschajelen" is ingeschakeld en
het instructiesignaal detectielus ACTIEF is, varieert het gedrag van de slag-
boombarrière al naar gelang de ingestelde "werkingsmodus loop":
- alleen openen (woonblok openen)
- alleen sluiten
- halt
- foto sluiten (FOTO met volledige omkering)
• Kalibratie: start een kalibratieprocedure (herkening van de aangesloten
detectiespiraal). Opmerking: de kalibratie schakelt automatisch de parameter
"Voeding loop" in
• Activeringsmodi: zie tabel 16 (relais = instructiesignaal detectielus).
• Activeringstijd Loop: dit is de tijd "t" die is gekoppeld aan de werkingsmo-
di die worden beschreven in tabel 16.
• Weergave frequentie detectiespiralen: signaleert de oscillatiefrequentie
van de geselecteerde detectielus in Hz.
7.5.2 - Installatie
WAARSCHUWINGEN
• Het verdient aanbeveling de magnetische detectielus in de nabijheid van de
slagboombarrière te installeren.
• De elektriciteitskabels van de magnetische detectielussen moeten van ande-
re kabels in de slagboombarrière (voeding, accessoires, enzovoort) worden
gescheiden.
• Als de magnetische detectielussen op verschillende slagboombarrières zijn
aangesloten, moeten deze ten minste 1 m van elkaar af worden geplaatst.
• Belangrijk! – De magnetische detectielus moet zodanig worden vastgezet
dat deze niet kan bewegen, aangezien eventuele bewegingen die door een
instabiele ondergrond worden veroorzaakt, onterechte activeringen in gang
zouden kunnen zetten.
• De afmeting van de detectielus moet gekoppeld zijn aan de toepassing; houd
er rekening mee dat de detectielus op een afstand van ten minste 20 cm van
vaste metalen voorwerpen moet worden geplaatst, en op 1 m van bewegen-
de metalen voorwerpen (afb. F). Opmerking – Voor een optimale werking ver-