8.2 Opstellingsposities
Pijlen op het pomphuis geven de stromingsrichting
van de vloeistof door de pomp aan.
De pompen kunnen opgesteld worden met de motor/
pompas in alle posities tussen verticaal en horizon-
taal, maar de motor mag nooit lager zijn dan het hori-
zontale vlak.
Horizontale motoren met voetstukken dienen altijd
ondersteund te worden.
0,25 - 200 kW
0,25 - 37 kW
Afb. 11
Opstellingsposities
Plaats afsluitkleppen aan beide kanten van de pomp
zodat u de pomp niet hoeft te laten leeglopen als
deze gereinigd of gerepareerd moet worden.
8.3 Fundering van NB, NBG pompen
zonder voetplaat
Voer de fundering/installatie uit conform de
volgende instructies. Het niet opvolgen
Voorzichtig
van de instructies kan leiden tot functio-
nele fouten die schade aan de pomponder-
delen kunnen veroorzaken.
We adviseren u om de pomp te installeren op een
vlakke en niet-meegevende betonnen fundering die
zwaar genoeg is om permanente ondersteuning te
bieden aan de gehele pomp. De fundering moet tril-
lingen, normale spanning of schokken kunnen
opvangen. Als vuistregel geldt dat het gewicht van
de betonnen fundering ten minste 1,5 maal het
gewicht van de pomp dient te bedragen. De beton-
nen fundering moet waterpas staan en een glad
oppervlak hebben.
Plaats de pomp op de fundering en veranker deze.
Zie afb. 12.
474
Afb. 12 Fundering
De lengte en breedte van de fundering dienen altijd
200 mm groter te zijn dan de lengte en breedte van
de pomp. Zie afb. 12.
De minimale hoogte van de fundering, h
gens berekend worden:
m
pomp
h
=
f
× B
L
f
Voor de dichtheid, δ, van beton wordt doorgaans
3
2.200 kg/m
genomen.
Bij installaties waar geruisloze werking specifiek van
belang is, adviseren we een fundering met een
massa van maximaal 5 maal de massa van de pomp.
Zie ook
8.6 Trillingsdemping
, kan vervol-
f
× 1,5
× δ
f
beton
op pagina 479.