1) Voorzichtig naar het rek rijden met de lading in de lage positie. 2) controleren of de benen van de pallettruck een vrije ruimte hebben onder de pallet of in het rek. Het beste is de zijkant van
de op te heffen pallet in gelijke lijn te brengen met de laatste in het rek als uitgangspunt. Op deze manier zal het stapelen en lossen eenvoudiger zijn. 3) De lading opheffen zodat deze boven
het stapelvlak komt. 4) Langzaam naar voren bewegen en stoppen wanneer de lading boven het rek is; nu de vork naar beneden la ten zodat de pallet vrij komt en zodat er geen druk op de
onderliggende plank wordt uitgeoefend. Controleren of de lading veilig geplaatst is. 5) Langzaam naar achteren bewegen terwijl men er op let dat de pallet goed gestapeld blijft liggen. 6) De
vork naar beneden brengen, in de rijpositie (FIG.6).
Lossen
1) Met de vork in de loodrechte, lage positie naar het rek toe rijden en onder de laagste pallet rijden. 2) De vork onder de pall et vandaan terugtrekken. 3) De vork naar de gewenste hoogte
brengen en langzaam naar de op te nemen pallet bewegen. Gelijktijdig er op letten dat de lading veilig op de vork geplaatst wordt. 4) De vork opheffen totdat de pallet van het rek opgeheven
wordt. 5) Langzaam naar achteren bewegen. 6) De lading langzaam laten zakken en gelijktijdig opletten dat de vork geen hindernissen tegenkomt tijdens het zakken.
Gebruiksmodaliteit aan beperkte snelheid ("kruipsnelheid")
Voor het gebruik in nauwe ruimtes, of om delicate goederen precies en veilig te verplaatsen, kan de gebruiksmodaliteit "kruipsnelheid" ingesteld worden. De modaliteit van de kruipsnelheid kan
enkel gebruikt worden als de disselboom helemaal hoog is gesteld. Voor de handelingen in de modaliteit van de kruipsnelheid moet de toets (ref.8/afb.3), met afbeelding van een schildpad,
ingedrukt gehouden worden en moet op de bedieningen gehandeld worden voor de verplaatsing en de beweging van de vorken, zoals voor de handelingen in de standaard modaliteit.
LET OP: Altijd het gewicht van de lading vergelijken met de ophefcapaciteit zoals aangegeven op het desbetreffende plaatje.
LET OP: Wanneer de lading opgeheven is dient men zeer voorzichtig te sturen en te remmen.
Hefblokkering (28.2)
De machine is uitgerust met een automatisch mechanisme dat het heffen stopt wanneer de accu tot 0% is ontladen. De ingreep van het systeem wordt gemeld door de rode led van de
indicator van de staat van de batterij. Als deze intichting is geactiveerd, de heftruck naar de oplaadzone brengen en te werk gaan zoals beschreven in de paragraaf "laden van de accu's".
Bedieningsorganen (19.13) - (zie fig.3)
1) Versnelling; 2) "dode man" toets; 3) Toets akoestische melder; 4) Heftoets; 5) Daaltoets; 6) Hoofdschakelaar; 7) Waarschuwingslicht accu; 8) Knop "schildpad" (lage snelheid); 9)
Waarschuwingslicht accu en urenteller.
ONDERHOUD (20.6+X39)
Het onderhoud dient uitgevoerd te worden door bevoegd personeel. De pallettruck dient minstens een maal per jaar een algemene controle te onde rgaan. Na iedere onderhoudsbeurt dienen
de werking van de pallettruck en de veiligheidsmechanismen gecontroleerd te worden. De pallettruck regelmatig laten controleren, uit veiligheidsoverwegingen ten opzichte van het personeel
en om het risico te vermijden dat de wagen stil komt te staan ! (zie onderhoudstabel).
Opmerking: Om het onderhoud in veilige omstandigheden uit te voeren dient men de stekker van de hoofdschakelaar er uit te halen.
Onderhoudstabel
ELEMENT
Controle draagelementen
STRUCTUUR EN VORK
Controle schroeven en bouten
Controle aanslagen en speling vork
Controle werking
Controle slijtage remschoen
REMMEN
Controle remkracht
Controle speling (circa 0,4 mm)
Controle slijtage
WIELEN
Controle speling lagers
Controle verankering
Controle speling
STUURSTANG
Controle zijwaartse beweging
Controle terugkeer in verticale positie
Controle slijtage contact mechanisme
Controle aansluitingen, schade aan
de kabels
ELEKTRISCH SYSTEEM
Controle hoofdschakelaar
Controle claxon
Controle "dode man" toets
Controle waarde zekeringen
Controle werking
Controle olieniveau
Controle slijtage en lekken van de
HYDRAULISCH
aansluitingen
SYSTEEM
Olie/filter wisselen
Controle werking druk-afnameventiel
Controle ventiel voor stroombeperking
Smeermiddelen tabel
DE IN TE
SMEREN DELEN
SMEERMIDDEL
WIELEN EN ROLLENI
Lithiunnvet NLGI-2
HEFKETTING
Lithiunnvet NLGI-2
MASTLEIDINGEN
Lithiunnvet NLGI-2
HYDRAULISCHE
Olie ISO VG 32
EENHEID
Altijd hydraulische olie gebruiken behalve motoren remolie.
Opmerking: zamel de gebruikte olie in door het milieu te respecteren. Er wordt
aanbevolen om de olie in vaten te gieten om deze vervolgens naar een inzamelcentrum
te brengen. De gebruikte olie in geen geval op de grond dumpen of achterlaten op een
ongeschikte plek.
ELKE
CONTROLE
3
6
MAANDEN
MAANDEN
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
TYPE
ELKE
3
6
MAANDEN
MAANDEN
●
●
ELEMENT
12
MAANDEN
CILINDER
ELEKTROMOTOREN
●
●
ACCU
●
●
●
INSPECTIES
●
Afstelling hoogte aandrijfwiel (Afb. 5)
●
Regel de hoogte van het aandrijfwiel om slijtage te compenseren, door de volgende procedure te
volgen:
1) Demonteer de onderste carter;
●
2) Plaats, met de disselboom in positie "0", een schroevendraaier in de opening van de
afstandhouder ref.1 en draai de disselboom in de richting "A" (1/4 draai = 0,5 mm uittrekking van
het aandrijfwiel);
●
3) Verwijder de schroevendraaier en draai de disselboom in de richting "B" tot positie "0" opnieuw
●
wordt bereikt;
●
4) Herhaal de handelingen van punt 2 en 3 zo vaak als nodig (indien het aandrijfwiel teveel is
uitgetrokken, moeten de handelingen 2 en 3 herhaald worden door in de tegengestelde richting te
draaien);
5) Draai de moer ref.2 vast tegen de afstandhouder Ref.1, en monteer de onderste carter
opnieuw.
N.B. Vervang het wiel voordat de dikte van het rijvlak dunner dan 5 mm is
12
MAANDEN
●
●
HET SCHOONMAKEN VAN DE WAGEN: de onderdelen van de wagen, behalve de elektrische en
elektronische onderdelen, schoonmaken met een vochtige doek. Absoluut niet wassen met directe
waterstralen, stoom of ontvlambare vloeistoffen. De elektrische en elektronische onderdelen
schoonmaken met ontvochtigde, samengeperste lucht met een lage druk (max. 5 bar) of met een
niet-metalen borstel.
27
CONTROLE
Controle werking, lekkage en slijtage
van de pakkingen
Controle poelies
Controle slijtage borstels
Controle relais van motoraandrijving
Controle spanning van de elementen
Controle verankering en klemmen
Controle volledigheid van de kabels
Klemmen met vaseline invetten
Aardleiding van het elektrische circuit
controleren
Controle snelheid van vervoeren,
heffen en dalen van de ladingsvork
Controle veiligheidsmechanismen
Hef- en daalproef met nominale lading
ELKE
3
6
12
MAANDEN
MAANDEN
MAANDEN
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●