of de ingebouwde microfoon ge-
stuurd
MANUAL: handmatig oproepen van de indi-
viduele programmastappen via de
toetsen en (13)
9 Statusleds voor de toewijzing (ASSIGN) en
invertering (REVERSE) van de kanalen voor
de bewegingssturing van een lichteffectenap-
paraat
10 Toets PROGRAM / REC voor het opslaan van
een programmastap; voor het activeren of
deactiveren van de programmeermodus houdt
u de toets drie seconden lang ingedrukt
De led naast de toets knippert in de program-
meermodus .
11 LCD-display
12 Toets INSERT met statusled, voor het achteraf
invoegen of verwijderen van programmastap-
pen
13 Toets en voor het selecteren van een pro-
grammastap bij de handmatige weergave en
bij het bewerken van een programma; andere
functies in combinatie met andere toetsen:
+ MODE (20) – programma's op USB-op-
+ MODE (20) – programma's van USB-
+ MIDI IN (14) – MIDI-sturing aan /uit
Bij het instellen van de kanalen voor de be-
wegingssturing wordt met de toetsen de toe
te wijzen bewegingsrichting (PAN / TILT) ge-
selecteerd .
14 Toets MIDI IN
Om de MIDI-sturing te activeren en deactive-
ren drukt u de toets in samen met de toets
(13) . De led naast de toets licht op, als de
console via de MIDI-signalen gestuurd kan
worden .
15 Toets TAP
Bij het weergeven van een programma
(CHASE) in de modus AUTO kunt u met de
toets de weergavesnelheid vastleggen . Druk
hiervoor tweemaal op de toets .
Voor het instellen van het MIDI-kanaal houdt u
de toets drie seconden lang ingedrukt, de led
boven de toets knippert dan . Om de instelling
slagmedium opslaan (3 se-
conden ingedrukt houden)
opslagmedium laden (3 se-
conden ingedrukt houden)
te beëindigen, houdt u de toets opnieuw drie
seconden lang ingedrukt .
16 Toets BLACK OUT
Bij kort drukken wordt de waarde voor alle
DMX-adressen tijdelijk gereset . De led licht
in deze toestand op . Na opnieuw drukken
krijgen alle adressen hun vorige waarde terug,
de led gaat uit .
Als de toets drie seconden lang ingedrukt
wordt, is de uitvoer van het DMX-signaal on-
derbroken, de led boven de toets knippert .
Kort drukken op de toets beëindigt de on-
derbreking .
17 De cijfertoetsen 1 – 16 dienen, afhankelijk van
de huidige bedrijfsmodus, voor het selecteren
van de lichteffectapparaten (FIXTURE), de pro-
gramma's (CHASE) of een bewegingspatroon
(MOVEMENT) .
18 Toets FINE, wijzigt de nauwkeurigheid van de
regelknoppen PAN (19) en TILT (22) voor de
bewegingssturing: Als de led oplicht, is een
fijnregeling van de beweging in stappen van
1 mogelijk .
In combinatie met de toets MODE (20) dient
de toets voor het toewijzen en inverteren van
de bewegingskanalen,
19 Draaiknop PAN voor het sturen van de zwenk-
beweging
De led boven de knop licht op tijdens het
toewijzen van de bewegingskanalen, als PAN
geselecteerd is .
20 Toets MODE voor het kopiëren van de instel-
lingen van een lichteffectenapparaat voor een
ander; de toets heeft andere functies in com-
binatie met andere toetsen
21 Toets DEL, naargelang de bedrijfsmodus voor
het verwijderen van scènes, programma's of
programmastappen; tijdens de instelling van
de bewegingskanalen samen met de toets
MODE (20) voor het verwijderen van de toe-
wijzing of invertering
22 Draaiknop TILT voor het sturen van de kan-
telbeweging
De led boven de knop licht op tijdens het
toewijzen van de bewegingskanalen, als TILT
geselecteerd is .
23 Toets RELEASE / CLEAR, reset de waarden
voor alle DMX-adressen en geeft bij het
oproepen van scènes, programma's of
statusleds (9) .
☞
55