in de scène opgeslagen waarde over . Als u dit niet
wilt, reset u voor het opvragen van een scène
alle kanalen met de toets RELEASE /CLEAR (23) .
5.2.3 Scène verwijderen
1) Houd de toets PROGRAM / REC (10) drie se-
conden lang ingedrukt . De led naast de toets
knippert en geeft de programmeermodus aan .
2) Druk op de toets SCENE / FIXTURE (5), zodat
de led boven de toets knippert .
3) Selecteer het niveau waarop de te verwijderen
scène opgeslagen is . Het huidige niveau wordt
met de leds A – D (2) weergegeven en kan met
de toets PAGE (3) omgeschakeld worden .
Een oplichtende led boven een toets geeft
de configuratie met een opgeslagen scène
aan .
4) Om de scène te verwijderen, houdt u de toets
DEL (21) ingedrukt en drukt u tegelijk op de
betreffende toets voor de scène . Als bevesti-
ging flikkeren alle leds kort op en de led boven
de toets gaat uit .
Herhaal de stappen 3 tot 4 om andere scènes te
verwijderen .
5) Om de programmeermodus te verlaten, houdt
u de toets PROGRAM / REC (10) drie seconden
lang ingedrukt . De led naast de toets gaat uit .
5.3 Programma's
In tegenstelling tot de scènes die individueel en
handmatig opgeroepen moeten worden, bestaan
de programma's uit een reeks verschillende instel-
lingen die automatisch (met instelbare interval-
len), muziekgestuurd of handmatig opgeroepen
kunnen worden . Er kunnen programma's met
maximaal 750 stappen opgeslagen worden . De
programma's kunnen ook simultaan afspelen .
5.3.1 Programma maken / uitbreiden
1) Houd de toets PROGRAM / REC (10) drie se-
conden lang ingedrukt . De led naast de toets
knippert en geeft de programmeermodus aan .
2) Druk op de toets ENTER (7) . De led boven de
toets licht op . Bovendien knipperen nu alle
leds boven de cijfertoetsen (17), waaronder
reeds een programma opgeslagen werd .
3) Druk op een van de 16 cijfertoetsen waaron-
der het nieuwe programma moet worden op-
geslagen . De selectie van een geconfigureerde
programmaplaats voegt bijkomende stappen
(CHASE)
toe aan het huidige programma . Alle leds
boven de cijfertoetsen gaan na korte tijd uit en
in de plaats van de led boven de toets CHASE
licht nu de led boven de toets SCENE / FIXTURE
(5) op . Op het display verschijnt bovendien
.
FIXTURE
4) Selecteer de in het programma voorziene ap-
paraten en stel ze in (
roep reeds opgeslagen scènes op (
stuk 5 .2 .2) .
5) Druk kort op de toets PROGRAM / REC . De
programmastap wordt opgeslagen . Als be-
vestiging flikkeren alle leds kort op en op het
display verschijnt nu:
Chase xx
STEP 001
(programma xx, programmastap 1)
Herhaal de stappen 4 en 5 om nieuwe stappen
aan het programma toe te voegen .
Herhaal de stappen 2 tot 5 om bijkomende pro-
gramma's aan te maken .
6) Om de programmeermodus te verlaten, houdt
u de toets PROGRAM / REC drie seconden lang
ingedrukt . De led naast de toets gaat uit .
5.3.2 Programma's opvragen
1) Druk op de toets ENTER (7) . De led boven
de toets licht op en op het display verschijnt
.
Chase
2) Roep met de cijfertoetsen (17) het programma
op . De led boven de toets licht op en op het
display verschijnt nu:
Chase xx
STEP 001
(Programma xx, huidige programmastap 1)
Er kunnen ook meerdere programma's tegelijk
geselecteerd worden . De led heeft dan tel-
kens betrekking op het laatst geselecteerde
programma .
Als er op toets wordt gedrukt, waaronder
nog geen programma opgeslagen is, verschijnt
op het display
NULL
3) De leds AUTO, MUSIC en MANUAL (8) geven
de momenteel geselecteerde sequentiële stu-
ring voor de programma's aan . Met de toets
naast de leds kunt u het type sequentiële stu-
ring wijzigen:
AUTO
De programmasequentie is tijdgestuurd . Met
de regelaar FADE TIME (25) stelt u de meng-
☞
hoofdstuk 5 .1) of
hoofd-
☞
.
61