Onderhoud en verzorging
6. Inlaatspruitstuk (08/6) van de motor afsluiten
met een poetsdoek, om te voorkomen dat er
vuil in de motor terechtkomt.
7. Klop de patroon (08/5) leeg op een stevig op-
pervlak en blaas deze van binnen naar buiten
schoon met perslucht, om stof en vuil te ver-
wijderen. Let op: Voor de reiniging van de
patroon mogen geen water, benzine, reini-
gingsmiddelen of soortgelijke middelen wor-
den gebruikt.
8. Was het schuimrubberen voorfilter (08/4) met
water en een reinigingsmiddel en laat deze in
de buitenlucht drogen. Let op: Het schuim-
rubberen voorfilter mag NIET in olie worden
gedompeld.
9. Reinig de binnenkant van het filterdeksel
(08/1).
10. Doek verwijderen van het inlaatspruitstuk.
11. Trek het schuimrubberen voorfilter over de
patroon.
12. Vervang het filterelement en monteer het fil-
terdeksel weer.
7.5
Bougie onderhouden (09)
Voorgeschreven bougietype: zie Hoofdstuk 11
"Reserveonderdelen", pagina 38.
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoon-
lijk letsel door een elektrische schok. Het con-
troleren van de ontstekingsvonk bij gedemonteer-
de bougie kan tot zwaar letsel door een elektri-
sche schok leiden en kan brand veroorzaken.
■
Controleer de ontstekingsvonk nooit wanneer
de bougie is gedemonteerd. Gebruik in plaats
daarvan een vonktester.
Activiteit
Motoroliepeil controleren
Motorolie vervangen
Luchtfilter controleren en rei-
nigen
Luchtfilter vervangen
Bougie controleren
De bougie vervangen
493127_d
Na de
Elke 5
eerste 5
bedrijfsu-
bedrijfsu-
ren of da-
ren
gelijks
voor het
gebruik
X
X
X
**
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
motor. Het gebruik van de motor met een onjuis-
te bougie of zonder bougie leidt tot ernstige be-
schadiging van de motor!
■
Gebruik altijd het voorgeschreven type bou-
gie.
■
Probeer nooit om de motor te starten zonder
bougie.
1. Draai de bougie (09/1) met behulp van een
pijpsleutel (09/2) uit de motor.
2. Reinig de elektroden met een metaalborstel
(09/3) en verwijder eventuele roetafzettingen.
3. Controleer de juiste elektrodenafstand (09/5)
met een voelermaat (09/4).
Opmerking: De elektrodenafstand van de
bougie moet 0,7 mm – 0,8 mm bedragen.
4. Schroef de bougie weer in de motor en draai
deze vast met een pijpsleutel.
7.6
Carburateurinstellingen
OPMERKING Het instellen van de carbu-
rateur mag uitsluitend worden uitgevoerd door
een erkende onderhoudswerkplaats.
7.7
Onderhoudsplan
De intervallen per uur/per jaar volgen, naarge-
lang wat zich het eerst voordoet.
OPMERKING Bij zware belasting en bij
hoge temperaturen kunnen kortere onder-
houdsintervallen nodig zijn dan in de tabel hier-
boven zijn vermeld.
Elke 25
Elke 50
bedrijfsu-
bedrijfsu-
ren
ren of
jaarlijks
X
X
*
Jaarlijks
Elke 100
bedrijfsu-
ren
X
X
X
35