5. Naam en plaats van de onderdelen (zie afb. 24)
1 Handgreep
2 Bovenkap
3 Bovenkapvergrendeling (onder de dop van de
bovenkap)
4 Voorhandgreep (beugelhandgreep)
5 Beschermkap van de voorhandgreep (voor het
loszetten van de kettingrem)
6 Uitlaatdemper
7 Getande beugel
8 Kettingspanschroef
9 Bevestigingsmoeren
10 Kettingvanger
11 Kettingwielbeschermer
12 Stelschroef van oliepomp (onderkant)
6. IN GEBRUIK NEMEN
6a. Alleen voor modellen met
bevestigingsmoeren op de
kettingwielbeschermer
LET OP:
Alvorens aan het zaagblad of de zaagketting
te werken, stopt u altijd de motor en trekt
u de bougiekap van de bougie af (zie
7-6 "De bougie vervangen"). Draag altijd
veiligheidshandschoenen!
LET OP: Start de kettingzaag alleen nadat deze op
de juiste wijze is gemonteerd en is geïnspecteerd.
6a-1. Het zaagblad en de zaagketting
aanbrengen
(zie afb. 25)
Gebruik de universele sleutel die bij de kettingzaag is geleverd
voor de volgende werkzaamheden.
Zet de kettingzaag op een stabiele ondergrond en voer de
volgende stappen uit om het zaagblad en de zaagketting aan
te brengen:
Zet de kettingrem los door de beschermkap van de
voorhandgreep (1) in de richting van de pijl te trekken.
Draai de bevestigingsmoeren (2) los.
Trek de kettingwielbeschermer (3) eraf.
(zie afb. 26)
Draai de kettingspanschroef (4) linksom (tegen de klok in) tot
de pen (5) van de kettingspanner zich onder het draadeinde
(6) bevindt.
(zie afb. 27)
Breng het zaagblad (7) aan. Zorg ervoor dat de pen (5) van de
kettingspanner in de opening in het zaagblad valt.
(zie afb. 28)
Til de zaagketting (9) over het kettingwiel (8).
Geleid de zaagketting op de bovenkant tot ongeveer
halverwege in de groef (10) van het zaagblad.
108
13 Brandstofhandpomp
14 Typeplaatje
15 Trekstarthandgreep
16 Combinatieschakelaar (choke, ON, stop)
17 Gashendel
18 Veiligheidsvergrendelknop
19 Beschermkap van achterhandgreep
20 Brandstofvuldop
21 Stelschroeven van carburator
22 Ventilatorkap met startinrichting
23 Olievuldop
24 Zaagketting (voor zaagblad)
25 Zaagblad
26 Snelspanner op de kettingwielbeschermer (TLC)
LET OP:
Merk op dat de zaagmesjes aan de bovenkant van de
zaagketting in de richting van de pijl moeten wijzen!
(zie afb. 29)
Trek de ketting (9) rond het neuskettingwiel (11) van het
zaagblad in de richting van de pijl.
(zie afb. 30)
Breng de kettingwielbeschermer (3) weer aan.
BELANGRIJK: Til de zaagketting op over de
kettingvanger (12).
Draai de moeren (2) in eerste instantie slechts handvast aan.
6a-2. De zaagketting spannen
(zie afb. 31)
Draai de kettingspanschroef (4) rechtsom (met de klok mee)
tot de zaagketting in de groef langs de onderrand van het
zaagblad valt (zie de cirkel in de afbeelding).
Til het uiteinde van het zaagblad iets op en draai de
kettingstelschroef (4) naar rechts (met de klok mee) tot de
zaagketting strak staat tegen de onderrand van het zaagblad.
Terwijl u het uiteinde van het zaagblad nog steeds opgetild
houdt, draait u met behulp van de universele sleutel de
bevestigingsnmoeren (2) vast.
6a-3. De kettingspanning controleren
(zie afb. 32)
De spanning van de zaagketting is goed wanneer de
zaagketting strak langs de onderrand van het zaagblad loopt,
maar nog wel gemakkelijk met de hand gedraaid kan worden.
Terwijl u dit doet moet de kettingrem los staan.
Controleer de kettingspanning regelmatig: nieuwe
zaagkettingen rekken op door gebruik!
Tijdens het controleren van de kettingspanning moet de motor
gestopt zijn.
OPMERKING:
Wij adviseren u 2 of 3 zaagkettiingen om beurten te gebruiken.