Omniflow® II Biosynthetische vaatprothese
Gebruiksaanwijzing – Nederlands
STORED IN
50% ETHANOL
Beschrijving
De Omniflow® II vaatprothese is vervaardigd uit samengesteld biosynthetisch materiaal, dat bestaat uit een polyestermaas die in
een kruiselingse, schaapsvezel-collagene weefselmatrix bevat is. De prothese is gesteriliseerd in een glutaraldehyde-oplossing.
De prothese wordt steriel en niet-pyrogeen in een 50% ethanoloplossing geleverd. De prothese blijft steriel, tenzij de
hoofdverpakking geopend of beschadigd is.
The Omniflow II rechte vaatprothese zit op een in een glazen koker gemonteerde steun. Een haakje voorkomt dat de prothese van
het steunstuk afglijdt wanneer hij uit de glazen koker verwijderd wordt. De diameter en minimumlengte van de prothese staan op
het op de glazen koker bevestigde etiket vermeld.
De Omniflow II gebogen vaatprothese zit in een steriele, flexibele binnenzak in een buitenzak. De diameter en minimumlengte van
de prothese staan op het op de glazen koker bevestigde etiket vermeld.
Gebruiksindicaties
De Omniflow II vaatprothese is geïndiceerd voor de vervanging, reconstructie, by-pass of reparatie van door ziekte aangetaste
bloedvaten bij patiënten die aan oclusieve of aneurysmatische aandoeningen lijden, bij traumapatiënten bij wie vaatvervanging
nodig is of voor patiënten bij wie vasculaire toegang noodzakelijk is, zoals voor hemodialyse.
De Omniflow II rechte vaatprothese is bestemd voor het volgende:
1.
als by-pass, vervanging of reconstructie van door ziekte aangetaste of beschadigde bloedvaten;
2.
2. als herstel voor, en reparatie van perifere vaten;
3.
3. als arterioveneuze toegang wanneer een rechte configuratie vereist is.
De Omniflow II gebogen vaatprothese is bestemd voor arterioveneuze toegang wanneer een gebogen configuratie vereist is.
Waarschuwingen
1.
De Omniflow II-prothese NIET opnieuw steriliseren. De prothese wordt steriel en pyrogeenvrij geleverd. Gebruik de prothese
onmiddellijk na het openen van de verpakking, en gooi alle ongebruikte gedeelten weg.
2.
De prothese NIET gebruiken wanneer de hoofdverpakking beschadigd is, aangezien de steriliteit in gevaar kan zijn gebracht.
3.
De prothese NIET gebruiken wanneer het glazen steunstuk gebroken is.
4.
De prothese NIET gebruiken wanneer hij niet volledig met de opslagoplossing overdekt is.
5.
Na verwijdering van het tunnelinstrument NIET proberen de prothese opnieuw te plaatsen.
6.
Tijdens de preparatie of implantatie de gebogen prothese NIET rechttrekken, aangezien dit verstoring van de maasweefsel-
interface veroorzaakt.
7.
De rechte prothese NIET gebruiken voor het vormen van gebogen arterioveneuze toegang, aangezien dit knikken tot gevolg
kan hebben.
8.
NIET aan de buitenkant van de prothese trekken, de prothese niet rekken, verdraaien, samendrukken of erin knijpen.
9.
Gebruik GEEN ablatietechnieken, zoals cutting balloons, laser of radiofrequentieablatie, met de Omniflow II-prothese.
10.
Het is NIET aanbevolen om de prothese te dilateren met ballonangioplastiek of stentprocedures.
Technische informatie/voorzorgsmaatregelen
1.
Zorg er vóór het implanteren van de prothese voor dat de spoelprocedure voor het verwijderen van de opslagoplossing
uitgevoerd is. Nalaten dit te doen kan occlusie veroorzaken. De prothese moet tijdens de procedure met een steriele
fysiologische zoutoplossing vochtig worden gehouden.
2.
Het gebruik van een tunnelinstrument voor het opvoeren van de prothese is essentieel. Nalaten dit te doen kan verstoring
van het bio-synthetische materiaal en tot occlusie, dilatatie of aneurysmavorming leiden.
3.
Zorg ervoor dat de prothese tijdens het opvoeren door het tunnelinstrument niet verdraaid raakt, wat tot occlusie kan
leiden.
4.
Vermijd kruisklemmen met metalen instrumenten, aangezien dit de prothese kan beschadigen en occlusie, dilatatie of
aneurysmavorming kan veroorzaken. Indien afklemmen noodzakelijk is uitsluitend niet-traumatische klemmen gebruiken,
en herhaaldelijk of overmatig afklemmen op dezelfde plaats op de prothesevermijden.
5.
De prothese bezit minimale elasticiteit in de lengte. Zorg ervoor dat de prothese op de juiste maat wordt afgesneden.
Wanneer hij te kort is, kan dit tot gevolg hebben dat de hechtdraden lostrekken met als risico een anastomotische
aneurysma. Indien de prothese te lang is, kan hij knikken en een occlusie tot gevolg hebben.
6.
Snijd de secties van de prothese af die tijdens het spoelen afgeklemd zijn. Zorg ervoor dat bij het maken van de anastomose
de gehele wanddikte en een maasoogje bij elke hechting worden opgenomen. Nalaten dit te doen kan lostrekken van de
hechtingen en aneurysma-vorming veroorzaken.
7.
Wanneer de prothese voor arterioveneuze toegang wordt gebruikt, kan er na de implantatie een aantal dagen lang enige
roodheid en opzwelling born de implantatieplaats optreden.
34