NL
14 Signaleringsled status besturingsingangen. Led aan = ingang gesloten
15 Connectors voor aansluiting besturingen en ontvangerantenne
16 Jumper Jp1 overbrugging regeling motorvermogen en soft start (zie het hoofdstuk REGELING VER-
MOGEN)
17 Trimmer voor regeling motorvermogen
18 Knop van de stappenfunctie (P/P)
19 Knop voor programmering en stop* (STOP/PROG.)
20Connectors voor voedingsaansluiting hulpsystemen, controlelampje poort open en elektrische ver-
grendeling.
* Deze STOP-drukknop mag niet als veiligheid beschouwd worden maar alleen als hulpmiddel om de tests
tijdens de installatie te vereenvoudigen.
INSTALLATIE
De installatie van het apparaat moet volgens de "huidige stand der techniek" uitgevoerd worden door per-
soneel dat aan de eisen voldoet die door de geldende wettelijke voorschriften opgelegd worden en waarbij
de normen EN 12453 en EN 12445 met betrekking tot de veiligheid van de automatisering in acht genomen
moeten worden.
- Er moet gecontroleerd worden of de automatisering uitgerust is met mechanische aanslagen en of deze
berekend zijn op het gewicht van de poort.
- De besturingskast moet op een vlak en onbeweegbaar oppervlak bevestigd worden, dat naar behoren
beschermd is tegen stoten en vocht invloeden.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN (tab. 1)
Bekijk ten aanzien van de aansluitingen tabel 1 en figuur 2.
In geval van bestaande installaties is het raadzaam om een algemene controle van de staat van de gelei-
ders (doorsnede, isolatie, contacten) en de hulpapparatuur (fotocellen, ontvangers, toetsenborden, sleutel-
schakelaars enz.) te verrichten.
Hieronder geven wij enkele adviezen voor een juiste elektrische installatie:
- De doorvoerwartels in de besturingskast moeten zodanig geïnstalleerd worden dat indien mogelijk de
aanvankelijke beschermingsgraad IP56 onveranderd blijft.
- De doorsnede van de kabels moet op basis van de lengte ervan en de stroomopname berekend worden.
- Gebruik geen enkele kabel van het "meerpolige" type voor alle aansluitingen (lijn, motoren, besturingen
enz.) of gemeenschappelijk met andere apparaten.
- Verdeel de installatie in ten minste twee delen, bijv.:
1) Sterkstroom (voedingslijn, motoren, knipperlicht, waarschuwingslamp, elektrische vergrendeling) mini-
mum doorsnede van de geleiders 1,5 mm2
2) Zwakstroom (besturingen, contacten veiligheidsvoorzieningen, voeding hulpsystemen) minimum do-
rsnede van de geleiders 0,75 mm2
- Als de besturingskabels erg lange afstanden hebben (meer dan 50 meter), wordt het aangeraden om ze
te koppelen met een relais die in de buurt van de besturingskast gemonteerd moeten worden.
- Alle ingangen met verbreekcontacten (N.C.) (fotocellen, eindaanslagen, vaste druklijst en stop) in de
besturingskast die niet gebruikt worden moeten met de gemeenschappelijke geleider kortgesloten wor-
den.
- Alle verbreekcontacten (N.C.) die aan dezelfde ingang gekoppeld zijn moeten in serie aangesloten worden.
- Alle maakcontacten (N.O.) die aan dezelfde ingang gekoppeld zijn moeten parallel aangesloten worden.
Voor de stroomvoorziening van de besturingskast is de PLAATSING VAN EEN EXTERNE ONAFHANKE-
LIJKE WERKSCHAKELAAR voorzien (niet bij de levering inbegrepen) die overeenkomstig de belasting
berekend is.
95
I
NOTE
- Per ogni tipologia di motore esiste una taratura del modulo MAS200 (vedi istruzioni MAS200).
- L'antischiacciamento non interviene durante la fase di rallentamento.
- Se un motore non è collegato o non è correttamente collegato, il modulo MAS200 interviene con-
tinuamente.
FOTO TEST
Il foto test è una particolare funzione che controlla l'efficienza delle fotocellule prima di ogni manovra.
Perché il foto test funzioni l'impianto deve prevedere due linee di aliment a zione per le fotocellule, la prima
collegata ai morsetti 12 13
e che aliment a i ricevitori e la seconda ai morsetti
smettitori.
La funzione foto test deve essere abilitata spost a ndo il dip-switch nr . 7 in posizione ON (part. 1 1 di fig. 1).
Nella pratica, la centralina toglie per un breve istante aliment a zione ai trasmettitori e verifica che i ricevito -
ri cambino di stato.
Se tutto è corretto partono i motori e inizia la manovra, se il ricevitore ha qualche problema il ciclo si arre-
sta e viene segnalato da alcuni lampeggi veloci della spia cancello aperto.
NOTE
- Il foto test funziona anche con la fotocellula 3 (ingresso Jolly) e se vengono collegate più foto-
cellule con il contatto in serie.
- Con il foto test abilitato e la centralina in stand by i trasmettitori delle fotocellule non sono ali-
mentati e gli ingressi FT1 e FT2 sono aperti (Led spenti). In questa condizione possiamo verifica-
re ugualmente il funzionamento delle fotocellule cortocircuitando il Jumper Test Fotocellule
(part.13 di Fig. 1).
TRIACTEST
La centrale T200 comanda i motori attraverso l'uso di TRIAC.
Il guasto di questo componente può pregiudicare il funzionamento e la sicurezza dell'impianto.
Per questo motivo è stato inserito un controllo prima di ogni manovra.
Nel caso in cui ci sia qualche anomalia la centrale si blocca e la spia cancello aperto esegue alcuni lam-
peggi lenti.
NOTE:
Il T riac-test scatt a anche nel caso in cui si verifichi contemporaneamente che i motori siano colle -
gati erroneamente e la scheda antischiacciamento MAS200 non sia inserita.
FUNZIONIDELLASPIACANCELLOAPERTO
La spia cancello aperto indica lo stato in cui si trova il cancello eseguendo una serie segnali luminosi.
Questi segnali si riassumono in:
Luce spent a = cancello chiuso
Luce lampeggiante lenta = cancello in fase di apertura
Luce lampeggiante veloce = cancello in fase di chiusura
Luce con doppio lampeggio = cancello aperto in fase di pausa
Luce accesa fissa = cancello aperto in fase di STOP
14 15
e che aliment a i tra
16
-