• Volg de instructies van de fabrikant van de vijl om de functies en de parameters in te stellen.
• Kalibratie wordt sterk aanbevolen na 10-20 sterilisatiecycli voor het hoekstuk en nadat hij
vervangen is.
• Een kalibratie moet gebeuren met minimaal batterijniveau van 50%.
• Oefen geen druk uit op het hoekstuk bij het kalibreren.
• Als er een foutcode wordt getoond, neemt u best contact op met de dienst naverkoop.
verbonden met
We verwijzen naar de gebruiksaanwijzing van Dual Pex voor een correcte installatie voor verbinding met Dual Move.
11. Verbinding Dual Pex met een Dual Move (Fig. 10)
1 - Zorg ervoor dat Dual Move in standby modus staat.
2 - Controleer of de silicium beschermhoes het volledige metalen oppervlak van het hoekstuk bedekt.
3 - Open de rubberen hoes en plug de gegevensoverdrachtkabel in de Dual Move.
4 - Zet Dual Pex op ON en verbind de gegevensoverdrachtkabel met Dual Pex. CONNECTED! wordt getoond op het
scherm van Dual Move als de verbinding correct is gebeurd.
12. Testen verbinding (Fig. 11)
Fig. 11.A Steek een vijl in het hoekstuk, creëer een kortsluiting tussen de lipklem en de vijl.
De vijl kan beginnen draaien als de "Auto start / stop" functie (sectie 13, afb. 13.C). is geactiveerd.
Fig. 11.B Druk op de Dual Move schakelaar. Een volledige witte balk verschijnt naast de lijn die het kanaal voorstelt, en geeft aan dat het
systeem correct werkt en klaar is voor gebruik.
Hang de liphaak aan de onderlip van de patiënt en begin met de behandeling.
12. Dual Move scherm tijdens de behandeling (Fig. 12)
Fig. 12
De witte streep op het Dual Move scherm toont de voortgang van de vijl in het kanaal.
De frequentie van de bieptoon verhoogt als de vijl de apex nadert.
13. Combinatiefuncties (Fig. 13)
De volgende geavanceerde functies zijn alleen bruikbaar als Dual Move verbonden is met Dual Pex.
1 - Druk op < / > op een geheugennummer te selecteren (M1...M6)
2 - Druk langer dan een seconde op de S toets voor toegang tot de interface voor het instellen van de geavanceerde functies.
3 - Druk op < / > (ON) om de geavanceerde functies te activeren of (OFF) uit te schakelen. Indien "CONNECT FUNCTION"
is uitgeschakeld (OFF), zullen alle geavanceerde functies niet actief zijn, zelfs als ze elk apart geactiveerd zijn (respectieve
status ingesteld op "ON"). De code van de volgende in te stellen functie (APA, ASS, ASD) wordt onderaan het scherm
getoond, net naast de status van de batterij.
4 - Druk op S om over te gaan naar de volgende combinatiefunctie.
5 - Druk op < / > (ON) om de functie te activeren of uit te schakelen (OFF) en dan op S om naar de volgende functie te gaan.
Automatisch terugkeren naar het standby scherm als er even niets gebeurt (time-out moet worden ingesteld, de fabriekswaarde
is 5 seconden).
54
Verbindingsfuncties (CONNECT Function)
Als Dual Move en Dual Pex verbonden zijn, stelt u „ON" in
13.A
zodat u de combinatiefuncties kunt gebruiken, afhankelijk
van hun status.
Apicaal automatische omkeer (APICAL Reverse - APA)
Automatisch omkeren als de vijl het referentiepunt bereikt
13.B
(*). Automatisch herstarten zodra ze terug boven het
referentiepunt komt.
Fabrieksinstelling van geavanceerde functie voor elk geheugen:
(apicale localisator)
Functie
Apicale omkering (APR)
Automatisch Starten & Stoppen (ASS)
Apicale vertraging (ASD)
(*) De positie van het referentiepunt (RP) wordt ingesteld via de Dual Pex interface en dan automatisch doorgestuurd
naar Dual Move en als een cursor weergegeven op het Dual Move scherm. Als de vijl het referentiepunt nader, zal Dual
Move met de APICALE omkering beginnen, APICALE vertraging in functie van hun respectieve status (ON / OFF).
Fig. 13.F Referentiepunt (RP) bepaald via de
interface van de apex localisator
• Gebruik alleen de originele gegevensoverdrachtkabel, anders kan het toestel schade oplopen.
• Behandel de toestellen met zorg.
• Niet gooien, schudden of schokken met de toestellen. Geen vloeistoffen over de toestellen gooien.
• Zorg ervoor dat de toestellen correct zijn verbonden.
• Nadat de twee toestellen verbonden zijn, trekt en duwt u zachtjes aan de stekkers om zeker te zijn van
• In sommige gevallen kan de positie van de vijl niet (geblokkeerd kanaal), of niet juist (abnormaal of
• Als de getoonde positie van de vijl niet beweegt als de vijl in het wortelkanaal dringt, werkt het toestel
14. Onderhoud
14. 1. Inleiding
13.C
13.D
M1, M2, M3
Geactiveerd (ON)
Geactiveerd (ON)
Uitgeschakeld (OFF)
Fig. 13.G Nieuwe positie voor RP
een stabiele verbinding en een correcte overdracht van de gegevens.
ongewoon wortelkanaal) bepaald worden. Een röntgenfoto kan nodig zijn om de resultaten te bevestigen.
misschien niet goed. Gebruik het niet verder en neem contact op met de dienst naverkoop.
• Draag handschoenen en volg de instructies zorgvuldig om kruisbesmetting te vermijden als u het
onderhoud uitvoert.
• We verwijzen naar uw nationale richtlijnen, normen en eisen voor het reinigen, ontsmetten en
steriliseren.
• Het toestel en de onderdelen zijn voor het eerste gebruik niet ontsmet of gesteriliseerd. Volg a.u.b.
de nodige stappen voor de eerste behandeling.
• Elk onderdeel heeft zijn specifieke reinigings- en ontsmettingsprotocols. Volg zeker de juiste
procedure hieronder als u het dagelijkse onderhoud uitvoert.
Automatische start stop (AUTO Stt Stp – ASS)
Als de vijl in het gat van het kanaal komt, start de motor
automatisch. Als de vijl het gat van het kanaal verlaat, zal
het automatisch stoppen.
APICAAL vertraging (Apical Slow Down - ASD)
Automatisch vertragen zodra de vijl het referentiepunt
voorbij is (*).
M4, M5, M6
Uitgeschakeld (OFF)
Geactiveerd (ON)
Geactiveerd (ON)
Fig. 13.H RP is bereikt
55