Het Instellen Van Het Apparaat Op De Maten Van De Patiënt - ARTROMOT SP3 Instrucciones Para El Uso

Functiecontrole
Als u de afstandsbediening zoals boven
beschreven kunt bedienen en de
®
ARTROMOT -SP3 naar de uitgangspo-
sitie beweegt (zie de waarden van de
uitgangspositie in paragraaf 5.3 en 5.5),
dan werkt het apparaat foutloos.
Het apparaat voert tijdens het in gebruik
zijn voortdurend intern een functiecon-
trole uit. Stuit het apparaat daarbij op
een fout, dan
- klinkt er een waarschuwingsignaal
- schakelt het apparaat zichzelf uit
- verschijnt er op de display de mede-
deling „ERR" in combinatie met een
foutcode (b.v. ERR 5).
In dit geval kunt u het apparaat probe-
ren te herstarten door de aan/uit-scha-
kelaar kort ingedrukt te houden. Mocht
de foutmelding aanhouden, dan mag u
het apparaat pas na controle door de
klantendienst weer gebruiken.
4.2 Het instellen van
het apparaat op
de maten van de
patiënt
Voordat u met de behandeling begint,
moeten de volgende instellingen aange-
bracht worden:
1. Voor u met de precieze instelling van
de ARTROMOT ® - SP3 op de patiënt
begint, moet u de slede eventueel
ombouwen voor de linker of rechter
voet. (zie hoofdstuk 6.4 Ombouw)
2. Zeker en maak eerst de slede vast door
de bewegingsbeugel dorsaalflexie/
plantairflexie (15) licht omhoog te
trekken. Druk de twee zwarte vergren-
delpennen (19) gelijktijdig in. De slede
kan nu op de gewenste hoogte inge-
steld worden. Laat de vergrendelpennen
(19) los. Let erop dat de veiligheid -
spen nen in de gaatjes (20) vallen.
(Afbeelding A)
3. Pak de bewegingsbeugel dorsaalfle-
xie/plantairflexie (15) weer vast en
maak nu de klemhendel voor het in-
stellen van de hellingshoek (5) los.
Stel de slede op de gewenste hel-
lingshoek in. Sluit de klemhendel om
de slede in deze positie vast te
maken. (Afbeelding B)
4. Leg het been van de patiënt op de
slede en stel de voetplaat (7) in op de
lengte van het been van de patiënt.
Maak daarvoor de gekartelde schroe-
ven los (9) en verstel de voetplaat in
overeenstemming met de lengte
van het been. Het doel hiervan is dat
de draaias van de bewegingslede
overeenkomt met het vergelijkbare
draaipunt van het bovenste sprong -
gewricht. De voet moet plat tegen de
voetplaat aanliggen. Draai de gekar-
telde schroeven (9) weer vast.
(Afbeelding C)
5. Maak hierna de klemhendel los om de
hoogte van de enkelslede in te stellen
(1) (Afbeelding D) en de gekartelde
schroeven voor de hoogte-instelling
van de voetplaat (8) (Afbeelding E).
Stel de onderbeenslede en de voet-
plaat zo op hoogte in, dat de draaias
van de bewegingslede en het verge-
lijkbare draaipunt van het bovenste
spronggewricht overeenkomen. Sluit
de klemhendel (1) en draai de gekar-
telde schroeven (8) vast.
6. Controleer nu de instellingen die u ge-
daan hebt en of de patiënt comforta-
bel is en pas indien nodig de instelling
aan door het herhalen van de stappen
2 tot en met 5.
196