4 AAN DE SLAG (vervolg)
U kunt de meter ook instellen om automatisch uit te schakelen na een
bepaalde inactieve periode. Dit doet u via Menu/Setup/Meter Auto Uit.
De standaardinstelling is 5 minuten.
4.4 EEN SONDE AANSLUITEN
Er zijn twee soorten sondes beschikbaar: C1 en C2 sondes. Aan de
hand van de coatingdikte bepaalt u welke sonde u moet gebruiken, zie
Sectie 20.1 'Sondes' op pagina nl-31 voor meer informatie.
Een sonde aansluiten:
1
Draai de rode stip op de
sondeplug gelijk met de rode stip
op het huis van de meter.
2
Druk de sondeplug in de meter en
zorg dat deze volledig heeft
vastgegrepen.
De meter identificeert Elcometer 500
sondes automatisch na aansluiting. U kunt
de details raadplegen wanneer u wilt via
Menu/Info/Sonde Informatie.
4.5 EEN SONDEKOP PLAATSEN/VERVANGEN
Een sonde is opgebouwd uit een sondehuis, sondekop-kraag en
sondekop (aangebracht bij levering ). Sondekoppen slijten na verloop
van tijd. Beschadigingen aan de sondekop, zoals krassen, afgebroken
stukjes of deuken beïnvloeden de nauwkeurigheid van de metingen.
Als u de meter aanzet en een sonde aansluit, controleert de meter de
sondekop automatisch op slijtage.
Indien de sondekop meer dan 0,7 mm maar minder dan 1 mm is
versleten: Dan wordt gevraagd om de sondekop te controleren op
slijtage of beschadigingen. Na inspectie kunt u vervolgen met de
huidige sondekop of een nieuw kop plaatsen.
Indien de sondekop meer dan 1 mm is versleten: Dan wordt
gevraagd om de sondekop te vervangen.
a
Extra sondekoppen en sondekop-oliën kunt u aanschaffen bij Elcometer of uw lokale Elcometer-
leverancier, zie Sectie 20.1 'Sondes' op pagina nl-31.
www.elcometer.com
a
R
nl-6