2.2. Algemene instructies
Laat nooit anderen het aggregaat gebruiken zonder dat zij vooraf de nodige instructies hebben gekregen. Laat nooit een kind aan het
stroomaggregaat zitten, zelfs niet als dit niet draait en laat het stroomaggregaat niet werken in aanwezigheid van dieren (angst,
nervositeit, enz).
De in stroomaggregaten gebruikte vloeistoffen, zoals olie en brandstof, zijn gevaarlijke stoffen. Niet inslikken en ieder langdurig of
herhaald contact met de huid vermijden.
Houd u met het oog op de veiligheid aan het onderhoudsinterval (cf. § Onderhoud van het stroomaggregaat). Voer nooit reparaties of
onderhoudswerkzaamheden uit zonder de noodzakelijke ervaring en/of het noodzakelijke gereedschap. Stroomaggregaten van het
gamma voor het grote publiek (niet professioneel) zijn uitsluitend bestemd voor huishoudelijk gebruik en mogen niet gebruikt worden
door vakmensen bij het uitoefenen van hun beroep.
Houd u in alle gevallen aan de ter plaatse geldende reglementen inzake het gebruik van stroomaggregaten.
2.3. Risico van elektrocutie
GEVAAR
Gebruik kabels met een soepele en stevige rubber mantel, conform IEC 60245-4 of gelijkwaardige kabels en zorg dat ze in perfecte
staat zijn. Houd u aan de kabellengtes zoals aangegeven in de tabel van de paragraaf (Sectie van de kabels). Verbind de apparaten
van klasse I met het stroomaggregaat met behulp van een geaarde kabel (groen/gele draad); deze aardleiding is niet noodzakelijk voor
apparaten van klasse II. Gebruik slechts een elektrisch apparaat van klasse I per stopcontact. Naargelang de voorwaarden voor het
gebruik (A, B of C) moet u zich eveneens houden aan de volgende metingen van de bescherming:
A - Indien het stroomaggregaat niet bij de levering uitgerust is met een geïntegreerde aardlekschakelaar (standaardversie met neutraal
geïsoleerd van de klem voor de aarding van het stroomaggregaat):
- Gebruik een aardlekschakelaar die gekalibreerd is op 30 mA op elk stopcontact van het stroomaggregaat (plaats iedere
voorziening op minstens 1 m van het stroomaggregaat en beschermd tegen weer en wind).
- In geval van incidenteel gebruik van een of meerdere mobiele of draagbare apparaten is de aarding van het stroomaggregaat niet
noodzakelijk.
B - Als het stroomaggregaat, bij levering, uitgerust is met een geïntegreerde aardlekschakelaar (versie met neutraal alternator
aangesloten op de klem van de aarding van het stroomaggregaat – voor gebruik in schema TN of TT)
- In geval van het voeden van een tijdelijke of semi-permanente installatie (bouwplaats, voorstelling, kermisattractie, enz), verbindt
u het stroomaggregaat met de aarde*.
- In geval van het voeden van een vaste installatie (als noodaggregaat voor het opvangen van een storing van het elektriciteitsnet
bijvoorbeeld), moet de elektrische aansluiting van het stroomaggregaat door een gediplomeerde en erkende elektromonteur
worden uitgevoerd met inachtneming van de regelgeving die van toepassing is op de plaats van de installatie.
C- Mobiele toepassingen (voorbeeld: stroomaggregaat geïnstalleerd op een rijdend voertuig)
Als de aarding niet mogelijk is, verbind dan de klem van de aarding van het stroomaggregaat met de massa van het voertuig.
Raak geen losgekoppelde aansluitingen aan of kabels waarvan de isolatie is verwijderd. Neem nooit een aggregaat vast met vochtige
handen of voeten. Stel het materieel nooit bloot aan vloeistofspatten of aan weer en wind, of plaats het niet op een natte vloer.
Neem, in geval van twijfel, contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger.
Om het stroomaggregaat met de aarding te verbinden: bevestig een koperdraad van 10 mm
stroomaggregaat en aan een gegalvaniseerde stalen aardingspaal die 1 meter diep in de grond zit
2.3.1 Keus van de aansluitingskabels (oppervlak van de kabels)
Houd u aan de in deze tabel voorgeschreven oppervlakken en lengtes bij het installeren of bij het gebruik van elektrische
verlengsnoeren.
Type stroomaggregaat:
Type aansluiting van het stroomaggregaat:
Aanbevolen oppervlak van de kabel:
Lengte van de
gebruikte kabel
101 tot 150 m*
*Deze kabellengte is de maximum toegelaten lengte, deze mag niet worden overschreden.
Manier van plaatsen = kabels op kabelgoten of niet geperforeerd paneel / Toegelaten spanningsval = 5% / Meeraderig / Type kabel
PVC 70°C (voorbeeld H07RNF) / Omgevingstemperatuur = 30°C.
2.4. Risico's betreffende uitlaatgassen
GEVAAR
Met het oog op de veiligheid en voor de goede werking van het aggregaat, is een goede ventilatie verplicht (risico van vergiftiging, van
oververhitting van de motor en van ongevallen of van schade aan apparatuur of omringende goederen). Indien de apparatuur binnen in
een gebouw gebruikt wordt, dan moeten de uitlaatgassen worden afgevoerd naar buiten en moet er een geschikte ventilatie zijn, om te
voorkomen dat de aanwezige personen of dieren onwel worden.
ELEKTROCUTIEGEVAAR
De stroomaggregaten leveren elektrische stroom tijdens hun gebruik, houd u aan de
geldende wetgeving en aan de installatie- en gebruiksvoorschriften die in deze handleiding
staan.
Sluit het aggregaat niet rechtstreeks aan op andere spanningsbronnen (bijvoorbeeld het
openbare stroomverdeelnet); installeer een bronkeuzeschakelaar.
10 A
mm²
0 tot 50 m
4
51 tot 100 m
10
10
VERGIFTIGINGSGEVAAR
Koolmonoxide in uitlaatgassen is dodelijk als de concentratie ervan in de lucht die men
inademt te groot is.
Gebruik het aggregaat altijd in een goed geventileerde ruimte waar de gassen zich niet
kunnen ophopen.
Enkelfasig
16 A
AWG
mm²
AWG
10
6
9
7
10
7
7
16
5
2
aan de klem van de aarding van het
32 A
10 A
mm²
AWG
mm²
AWG
10
7
1.5
25
3
2,5
35
2
4
Driefasen
16 A
mm²
AWG
14
2,5
12
12
4
10
10
6
9