Tijdens het zitten kan de ontlastingsfunctie worden gebruikt. Hierbij beweegt
de voorvoet omlaag om de voet in een natuurlijker stand te brengen (zie
pagina 268).
8.2.4 Opstaan
1) Zet de voeten op dezelfde hoogte. Zorg ervoor dat de voet zich recht
2) Buig het bovenlichaam naar voren.
3) Leg de handen op de armleggers, voor zover deze aanwezig zijn.
4) Steun op uw handen en sta op. Belast beide voeten daarbij evenveel.
8.2.5 Trap op lopen
Wanneer het onderbeen een verticale positie bereikt, stabiliseert de prothese
door het naar voren kantelen te voorkomen. Alternerend trap op lopen is alleen
mogelijk wanneer aan bepaalde lichamelijke voorwaarden wordt voldaan.
Deze functie moet bewust worden geoefend en uitgevoerd.
1) Houd u met één hand vast aan de leuning.
2) Zet het gezonde been op de eerste trede.
3) Haal het been met de prothesevoet bij en plaats deze geheel op de traptre
8.2.6 Trap af lopen
Deze functie moet bewust worden geoefend en uitgevoerd. Alleen wanneer de
voetzool op de juiste manier wordt neergezet, kan het systeem correct schake
len en kan de voet gecontroleerd worden afgerold. Om een vloeiend bewe
gingsverloop mogelijk te maken, moet de beweging ononderbroken zijn.
Met de instelsoftware kan er een trapfunctie worden geactiveerd. Nadere
informatie over de trapfunctie is te vinden in het volgende hoofdstuk.
1) Houd u met één hand vast aan de leuning.
2) Zet het been met de prothesevoet zo op de traptrede, dat een zo groot
3) Zet de voet van het contralaterale been een trede lager dan hij eerst stond.
4) Zet het been met de prothesevoet twee treden lager.
5) Zet onder aan de trap bij de overgang naar het platte vlak een grotere
8.2.6.1 Trapfunctie
De trapfunctie vergroot de afrolhoek bij het trap af lopen. Voor alternerend trap af lopen moet
deze functie worden ingeschakeld. Als alternerend trap af lopen niet gewenst is, kan deze functie
uitgeschakeld worden. Voor nadere informatie over het in-/uitschakelen zie pagina 272.
266
onder of voor de knie bevindt en dat de voeten evenveel worden belast.
INFORMATIE: Wanneer de prothesevoet verder naar achteren wordt
gezet dan recht onder de knie, kan het enkelscharnier blokkeren.
de.
mogelijk deel van de voet op de trede rust.
INFORMATIE: Afrollen over de rand van de traptreden is niet nodig.
Controleer daarbij of de knie en de prothesevoet deze beweging mogelijk
maken.
stap, zodat de prothesevoet correct wordt neergezet en weer kan omscha
kelen naar de normale gangfase.