OPMERKING
Indien de motor wel start
maar niet blijft draaien, herhaal dan de eerder
beschreven procedure met de versnellingshendel
in de stand «FAST».
5.3
STARTEN VAN DEMOTOR (warme start)
•) Volg de hele procedure aangewezen voor de
start bij koude motor, met de versnellingshendel
(1) in de stand «FAST».
5.4
GEBRUIK VAN DE MOTOR TIJDENS HET
WERK
Om een optimale gebruikssituatie tijdens het werk
te verkrijgen, moet de motor op zijn maximale toe-
rental gebruikt worden, door de gashendel in de
stand «FAST» te zetten.
LET OP!
!
Houd de handen uit de
buurt van de geluidsdemper van het afvoerka-
naal en de omgevende zones, omdat die heet
kunnen worden. Wanneer de motor loopt, los-
hangende kledingstukken houden (das, fou-
lard, enz.) of het haar uit de buurt van het
bovenste deel van de motor houden.
BELANGRIJK
Werk niet op hellingen groter
dan 20° om de correcte werking van de motor niet
in het gedrang te brengen.
5.5
STOP VAN DE MOTOR TIJDENS
HET WERKEN
a) Breng de versnellingshendel (1) in de stand
«SLOW».
b) Zet de motor af zoals in de handleiding van de
machine aangegeven is; voor de motoren met
elektrische start, de gashendel in de stand
«STOP» brengen, of de sleutel (3) (indien voor-
zien) in de stand «OFF».
5.6
STOP VAN DE MOTOR NA HET WERKEN
a) Breng de versnellingshendel (1) in de stand
«SLOW».
b) Zet de motor af zoals in de handleiding van de
machine aangegeven is; voor de motoren met
elektrische start, de gashendel in de stand
«STOP» brengen, of de sleutel (3) (indien voor-
zien) in de stand «OFF».
c) Bij koude motor, koppel de dop (4) van de bou-
gie los en verwijder de sleutel (3) (indien voor-
zien).
d) Verwijder alle resten afvalmateriaal of vuil van de
motor en in het bijzonder van de zone van de
uitlaatdemper, om brandgevaar te vermijden.
5.7
SCHOONMAKEN EN STALLEN
a) Gebruik geen waterstralen of water onder hoge
druk om de buitenkant van de motor te reinigen.
b) Gebruik bij voorkeur een persluchtspuit (max. 6
bar) maar laat geen afvalmateriaal, vuil of stof
naar binnen dringen.
c) Stal de machine (en de motor) op een droge
plaats, beschermt tegen weersomstandigheden
en met voldoende verluchting.
5.8
LANGE PERIODEVAN INACTIVITEIT
(meer dan 30 dagen)
Indien de motor voor een langere periode niet
gebruikt zal worden (bijvoorbeeld op het einde van
het seizoen), moeten een aantal voorzorgen getrof-
fen worden om de grasmaaier de volgende keer
makkelijk te kunne starten en gebruiken.
a) Maak de brandstoftank leeg om afzettingen in
de tank te voorkomen.
b) Verwijder de bougie en doe ongeveer 3 cl scho-
ne motorolie in de opening van de bougie. Dek
de opening af met een doek en bedien voor-
zichtig het starttouw om de motor even te laten
draaien en zo de olie goed te verspreiden op de
binnenwand van de cilinder. Hermonteer ten
slotte de bougie, zonder het kapje van de kabel
aan te sluiten
5
NL