Wanneer u tevreden bent over de plaatsing, controleert u de positie. De tip
dient zich 10-15 cm voorbij het Treitz-ligament te bevinden (afb. 6).
7. Stabiliseer de distale sonde door deze met de vingers door de jejunumwand
heen vast te houden om de canule uit de maag terug te trekken.
8. Vul de ballon met behulp van een mannelijke luerspuit met 7-10 ml steriel of
gedestilleerd water.
Let op. het totale ballonvolume mag 20 ml niet overschrijden. Gebruik
geen lucht. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
9. Bind de tabakszakhechtingen rond de sonde vast.
10. Trek de sonde voorzichtig omhoog en weg van de buik totdat de ballon de
binnenzijde van de maagwand raakt (afb. 7).
11. Hecht de maag met behulp van tabakszakhechtingen aan het peritoneum.
Gebruik, indien nodig, een of twee extra hechtingen om een lekvrije
afdichting te verkrijgen. Zorg dat u de ballon niet lek prikt.
12. Verwijder de restanten vloeistof of glijmiddel uit de sonde en de stoma.
13. Schuif de externe retentiering voorzichtig tot ongeveer 2-3 mm boven de
huid.
14. Breng een tabakszakhechting aan rond het 'middel' van de ring. Hecht de
ring aan de huid. Deze stap is optioneel. Hechtingen kunnen voorkomen
dat de sonde onbedoeld wordt verwijderd of verplaatst wanneer de tractus
dichtgroeit. Hechtingen kunnen echter ook het risico van infectie of het
ontstaan van een fistel verhogen.
Positie en doorgankelijkheid van de sonde controleren
1. Controleer, om mogelijke complicaties bij de plaatsing (bijv. irritatie of
perforatie van de darmen) te voorkomen, radiologisch of de sonde geen
lussen maakt in de maag of dunne darm.
Let op: het jejunale gedeelte van de sonde bevat wolfraam, dat
radiopaak is en kan worden gebruikt om de positie radiografisch te
controleren. Injecteer geen contrastmiddel in de ballon.
2. Spoel zowel het jejunale lumen als het maaglumen met water om de
doorgankelijkheid te controleren.
3. Controleer op vocht rond de stoma. Als er tekenen zijn van lekkage uit de
maag, controleer dan de positie van de sonde en controleer of de externe
retentiering goed is aangebracht. Voeg, indien nodig, steriel of gedestilleerd
water toe in stappen van 1-2 ml. Overschrijd de eerder aangegeven
balloncapaciteit niet.
4. Controleer of de externe retentiering niet te strak tegen de huid is geplaatst
en zich 2-3 mm boven de buik bevindt.
5. Begin pas met de voeding nadat een goede doorgankelijkheid en plaatsing
zijn gecontroleerd en volg daarbij de instructies van de arts.
Richtlijnen voor het doorgankelijk houden van de sonde
Het op juiste wijze doorspoelen van de sonde is de beste manier om verstopping
te voorkomen en de sonde doorgankelijk te houden. Hieronder volgen richtlijnen
om verstopping te voorkomen en de sonde doorgankelijk te houden.
• Spoel de voedingssonde met water door: om de 4-6 uur tijdens continue
voeding, telkens wanneer de voeding wordt onderbroken of ten minste om
de 8 uur indien de sonde niet wordt gebruikt.
• Spoel de voedingssonde door nadat het maagresidu is gecontroleerd.
• Spoel de voedingssonde zowel voor als na toediening van elk medicijn door
en ook tussen het na elkaar toedienen van verschillende medicijnen. Zo
wordt voorkomen dat de medicijnen en de vloeibare voedingsstoffen op
elkaar inwerken en een verstopping van de sonde kunnen veroorzaken.
• Gebruik indien mogelijk vloeibare medicijnen en raadpleeg de apotheker om
na te gaan of het veilig is om medicijnen in tabletvorm fijn te stampen tot
een poeder en met water aan te lengen. Als dit veilig is, moeten medicijnen
in tabletvorm tot poeder worden fijngestampt en in warm water worden
opgelost voordat ze via de voedingssonde worden toegediend. Stamp
medicijnen met een maagsapresistente coating nooit fijn en vermeng
medicijnen niet met vloeibare sondevoeding.
• Vermijd het gebruik van zure dranken als cranberrysap en cola voor het
doorspoelen van voedingssondes omdat het zuur feitelijk aan verstopping
van de sonde kan bijdragen als het in aanraking komt met de eiwitten in de
sondevoeding.
Algemene richtlijnen voor het doorspoelen van de
sonde
Spoel de voedingssonde met behulp van een ENFit®-spuit met water door:
eens per 4-6 uur tijdens continue voeding, telkens wanneer de voeding wordt
onderbroken, ten minste eens per 8 uur indien de sonde niet wordt gebruikt
of volgens de instructies van de arts. Spoel de voedingssonde door nadat
het maagresidu is gecontroleerd. Spoel de voedingssonde vóór, na en tussen
toediening van medicatie door. Vermijd het gebruik van zure irriterende stoffen
als cranberrysap en cola voor het doorspoelen van voedingssondes.
• Gebruik een ENFit®-spuit van 30 tot 60 ml. Gebruik geen spuit met een
kleinere maat omdat hierdoor de druk op de sonde kan toenemen, wat
mogelijk tot ruptuur van kleinere sondes kan leiden.
• Gebruik voor het doorspoelen van de sonde water op kamertemperatuur. Het
gebruik van steriel water kan geschikt zijn als de kwaliteit van kraanwater
reden tot ongerustheid geeft. De hoeveelheid water is afhankelijk van de
behoefte en de klinische toestand van de patiënt en van het type sonde,
maar het gemiddelde volume varieert van 10 tot 50 ml voor volwassenen en
3 tot 10 ml voor zuigelingen. Ook de mate waarin de patiënt gehydrateerd is,
heeft invloed op het volume dat voor het doorspoelen van voedingssondes
wordt gebruikt. In veel gevallen kan de noodzaak tot het toedienen van extra
intraveneuze vloeistof worden voorkomen door het doorspoelvolume te
vergroten. Bij personen met nierfalen en andere vloeistofbeperkingen moet
echter het minimaal noodzakelijke spoelvolume voor het handhaven van de
doorgankelijkheid worden gebruikt.
• Oefen bij het doorspoelen van de sonde geen overmatige kracht uit. Het
uitoefenen van overmatige kracht kan leiden tot perforatie van de sonde,
wat letsel van het maag-darmkanaal tot gevolg kan hebben.
• Noteer de tijd en de gebruikte hoeveelheid water in het dossier van
de patiënt. Zo kunnen alle zorgverleners de behoeften van de patiënt
nauwkeuriger controleren.
Toedienen van voeding
1. Open de dop op de jejunale toegangspoort van de MIC* GJ-voedingssonde.
2. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid
water door te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen
van de sonde' wordt beschreven.
3. Verwijder de doorspoelspuit uit de jejunale toegangspoort.
4. Bevestig een ENFit®-voedingsset stevig aan de jejunale toegangspoort.
Let op: draai de voedingssetconnector of de spuit niet te strak op de
toegangspoort.
5. Voltooi het toedienen van de voeding volgens de instructies van de arts.
Waarschuwing: als voeding in de maagdrainage aanwezig
is, moet u met de voeding stoppen en de arts of zorgverlener
raadplegen.
6. Verwijder de voedingsset of de spuit uit de jejunale toegangspoort.
7. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid
water door te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen
van de sonde' wordt beschreven.
8. Verwijder de doorspoelspuit uit de jejunale toegangspoort.
9. Plaats de dop weer op de jejunale toegangspoort om deze te sluiten.
Toediening van medicijnen
Gebruik zo mogelijk vloeibare medicijnen en raadpleeg de apotheker om na te
gaan of het veilig is om in tabletvorm geleverde medicijnen tot een poeder fijn
te stampen en met water aan te lengen. Als dit veilig is, moeten medicijnen in
tabletvorm tot poeder worden fijngestampt en in warm water worden opgelost
voordat ze via de voedingssonde worden toegediend. Stamp medicijnen met een
maagsapresistente coating nooit fijn en vermeng medicijnen niet met vloeibare
sondevoeding.
1. Open de dop op de voorgeschreven toegangspoort van de MIC* GJ-sonde.
2. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid
water door te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen
van de sonde' wordt beschreven.
3. Verwijder de doorspoelspuit uit de toegangspoort.
4. Bevestig een ENFit®-spuit die medicatie bevat stevig op de toegangspoort.
Let op: draai de spuit niet te strak op de toegangspoort vast.
5. Dien de medicatie toe door het indrukken van de zuiger van de ENFit®-spuit.
6. Verwijder de spuit uit de toegangspoort.
7. Gebruik een ENFit®-spuit om de sonde met de voorgeschreven hoeveelheid
water door te spoelen, zoals in de 'Algemene richtlijnen voor het doorspoelen
van de sonde' wordt beschreven.
8. Verwijder de doorspoelspuit uit de toegangspoort.
9. Plaats de dop weer op de toegangspoort om deze te sluiten.
Decompressie van de maag
Decompressie van de maag kan plaatsvinden via zwaartekrachtdrainage of via
intermitterende afzuiging met lage onderdruk.
Let op: sluit de jejunale toegangspoort nooit op de afzuiging aan. Meet geen
restanten in de jejunale toegangspoort.
1. Open de dop op de maagtoegangspoort van de MIC* GJ-voedingssonde.
45