RL25HV
Het meetgereedschap herkent na het inschakelen zelf de hori-
zontale resp. verticale stand. Als u wilt wisselen tussen de hori-
zontale en verticale stand, schakelt u het meetgereedschap uit,
positioneert u het opnieuw en schakelt u het weer in.
Na het inschakelen controleert het meetgereedschap de hori-
zontale of verticale stand en compenseert het oneffenheden
binnen het zelfwaterpasbereik van ca. 8 % (5°) automatisch.
Als het meetgereedschap na het inschakelen of na een positie-
verandering meer dan 8% scheef staat, is waterpas stellen niet
meer mogelijk. In dit geval wordt de rotor gestopt, de laser knip-
pert, de indicaties automatisch waterpassen 3 en hellingfunctie
voor één as 11 knipperen afwisselend groen.
Schakel in dit geval het meetgereedschap uit, richt het opnieuw
en schakel het weer in. Zonder opnieuw positioneren wordt de
laser na 2 minuten en het meetgereedschap na 30 minuten auto-
matisch uitgeschakeld.
Als het meetgereedschap waterpas is gesteld, controleert het
voortdurend de horizontale resp. verticale stand. Bij positiever-
anderingen wordt het automatisch opnieuw waterpas gesteld.
Ter voorkoming van verkeerde metingen stopt de rotor tijdens
het waterpassen. De laser knippert en de waterpasindicatie 3
knippert in een snel ritme groen.
Hellingfunctie voor één as
In de hellingfunctie voor één as wordt de X-as automatisch geni-
velleerd, de Y-as niet. Als de schokwaarschuwingsfunctie inge-
schakeld is, wordt alleen het waterpassen van de X-as bewaakt.
Het rotatievlak kan in een bereik van ±8% om de X-as gedraaid
worden. Het meetgereedschap langs de Y-as schuin worden op-
gesteld.
Positieveranderingen van het meetgereedschap langs
de Y-as worden bij de hellingfunctie voor één as niet her-
kend.
Met de hellingplaat (toebehoren) kan het meetgereedschap ter-
wijl het horizontaal staat langs de Y-as in een nauwkeurige hoek
schuin worden gezet.
Als u de hellingfunctie voor één as wilt kiezen, drukt u op de
toets hellingfunctie voor één as 12. Ter bevestiging knippert de
indicatie hellingfunctie voor één as 11 in een langzaam ritme.
Als de schokwaarschuwingsfunctie ingeschakeld is, wordt al-
leen nog de X-as bewaakt.
Als u automatisch waterpassen voor beide assen weer wilt in-
schakelen, drukt u opnieuw op de toets 12. De indicatie hellin-
gfunctie voor één as 11 brandt continu.
Voor het draaien van het rotatievlak om de X-as drukt u op de
richtingtoetsen boven 10 resp. onder 9. De draairichting komt
overeen met de richting van de pijlen op de toetsen 10 en 9.
Schokwaarschuwingsfunctie
Het meetgereedschap bezit een schokwaarschuwingsfunctie.
Deze voorkomt bij veranderingen van plaats en schokken van
het meetgereedschap of bij trillingen van de ondergrond het
waterpas stellen op veranderde hoogte. Daardoor worden
hoogtefouten voorkomen.
Na het inschakelen van het meetgereedschap is de schokwaar-
schuwingsfunctie altijd ingeschakeld. De indicatie schokwaar-
116 | Nederlands
schuwing 7 brandt groen. De schokwaarschuwing wordt ca.
30 seconden na het inschakelen van het meetgereedschap
resp. na het inschakelen van de schokwaarschuwingsfunctie
geactiveerd.
Als bij een plaatsverandering van het meetgereedschap het
bereik van de waterpasnauwkeurigheid wordt overschreden of
een sterke schok wordt geregistreerd, wordt de schokwaar-
schuwing gegeven. De rotatie wordt gestopt, de laser knippert
en de schokwaarschuwingsindicatie 7 knippert rood. De actu-
ele functie wordt opgeslagen.
Nadat een schokwaarschuwing is gegeven, drukt u op de toets
Schokwaarschuwing 8. De schokwaarschuwing wordt opnieuw
gestart en het meetgereedschap begint met waterpassen.
Zodra het meetgereedschap waterpas is gesteld (de waterpas-
indicatie 3 brandt continu groen) start het in de opgeslagen
functie. Controleer vervolgens de hoogte van de laserstraal aan
een referentiepunt en corrigeer de hoogte indien nodig.
Als na een afgegeven schokwaarschuwing de functie door het
indrukken van de toets 8 niet opnieuw wordt gestart, worden na
2 minuten de laser en na 2 uur het meetgereedschap automa-
tisch uitgeschakeld.
Als u de functie schokwaarschuwing wilt uitschakelen, drukt u
de toets Schokwaarschuwing 8 eenmaal of, nadat de
schokwaarschuwing is gegeven (schokwaarschuwingsindicatie
7 knippert rood), tweemaal in. Als de schokwaarschuwing uit-
geschakeld is, gaat de schokwaarschuwingsindicatie 7 uit.
Als u de schokwaarschuwing wilt inschakelen, drukt u op de
toets schokwaarschuwing 8. De schokwaarschuwingsindicatie
7 brandt groen. Na 30 seconden wordt de schokwaarschuwing
geactiveerd.
Nauwkeurigheidscontrole van het meetgereed-
schap
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit. Voor-
al vanaf de grond naar boven toe verlopende temperatuurver-
schillen kunnen de laserstraal afbuigen.
De afwijkingen zijn relevant vanaf een meettraject van ca.
20 meter en kunnen bij 100 meter zelfs het twee- tot viervou-
dige van de afwijking bij 20 meter bedragen.
Omdat de temperatuurverschillen bij de grond het grootst zijn,
dient u het meetgereedschap vanaf een meettraject van
20 meter altijd op een statief te monteren. Plaats het meetge-
reedschap bovendien indien mogelijk in het midden van het
werkvlak.
Waterpasnauwkeurigheid controleren
Behalve externe invloeden, kunnen ook apparaatspecifieke
invloeden (zoals een val of een hevige schok) tot afwijkingen
leden. Controleer daarom altijd voor het begin van de werk-
zaamheden de nauwkeurigheid van het meetgereedschap.
Voor de controle is een vrij meettraject van 20 meter op een
vaste ondergrond tussen twee muren A en B vereist. U moet een
omslagmeting over beide assen X en Y (zowel positief als nega-
tief) uitvoeren (vier volledige metingen).
– Monteer het meetgereedschap in de horizontale stand dicht
bij muur A op een statief 25 (toebehoren) of plaats het op
een stevige en vlakke ondergrond. Schakel het meetgereed-
schap in.
2 610 A15 294 • 7.5.12