NL
Instellen van de kookplaat
De geopende snelkookpan mag leeg of met vet nooit langer dan 2 minuten op de hoogste
stand worden opgewarmd, want oververhitting kan een beschadiging van de bodem tot
gevolg hebben.
Sterkstroom/vitrokeramiek (straling/halogeen):
De kookplaat dient net zo groot of iets kleiner te zijn dan de diameter van de bodem van
de kookpan.
Gasfornuis:
Zet het kookgerei in het midden en zorg ervoor dat de vlam niet om de pan kan slaan,
omdat hierdoor de kunststof grepen beschadigd kunnen raken.
Inductie:
Het kookgerei altijd in het midden van de kookplaat plaatsen. De grootte van de bodem
van de pan dient net zo groot of iets groter te zijn dan de kookplaat, omdat de kookplaat
anders eventueel niet reageert op de bodem van de kookpan.
Bijzondere aanwijzingen voor inductiefornuizen:
om een oververhitting en beschadiging van het kookgerei vanwege een te hoog
inductievermogen te voorkomen, mag u nooit onbeheerd en leeg opwarmen. Neem
bovendien de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het fornuis in acht.
Er kan een zoemend geluid ontstaan tijdens het gebruik. Dit geluid is gerelateerd aan de
techniek en is geen teken van een defect aan het fornuis of het kookgerei.
Energiebesparende tips
• Tijdens het koken op een laag pitje of op de snelkookstand moet de kookplaat zo
worden geregeld, dat de kookweergave niet in het rode bereik terecht komt en het
kookventiel niet begint in te dampen
• Tijdens het garen op de stoomgaarstand moet u de kookplaat zo regelen dat alleen
een lichte stoomlijn bij de greep van het deksel of de kookkroon ontsnapt
• Gebruik een kookplaat met een passende grootte (zie bovenstaande informatie)
• Kies de grootte van het kookgerei zo dat het pas bij de hoeveelheid te garen
levensmiddelen
• Maak gebruik van de opslagwarmte in de bodem. Schakel de kookplaat reeds voor het
einde van de gaartijd uit, om gebruik te maken van de afkoeltijd
6. Koken met de vitavit
®
Pas op:
Let erop dat de vloeistof in de snelkookpan nooit volledig verdampt! (vergelijk de
130
aanwijzingen in hoofdstuk 5)
U kunt op tal van manieren met de snelkookpan koken:
• Sudderen van vlees
• Soepen en eenpansgerechten
• Groenten en aardappelen
• Bereiden van rijst
• Bereiden van vis
• Frituren
• Stoomkoken
• Bereiden van diepvriesgerechten
• Inmaken
• Ontsappen
• Steriliseren
• Menu koken
Meer informatie en receptideeën vindt u op /www.fissler.com/
Voorbereiding
Doe de ingrediënten volgens het recept in de snelkookpan.
Let hierbij op de voorgeschreven hoeveelheden (hoofdstuk 5).
Plaats vervolgens het deksel op de pan en sluit hem.
Als de vergrendelingsindicatie (afb. A-8) in de greep van het deksel groen is, is de pan
gereed voor gebruik (hoofdstuk 4).
Keuze van de gaarstand
Zie afbeelding M
Stel met behulp van de kookkroon (afb. A-3) de gewenste gaarstand in. Stel hiervoor de
markering op de instelring op het cijfer van de betreffende gaarstand.
Gaarstand 1, ca. 110°C (lage stand)
(45 kPa werkdruk)
Voor zeer gevoelige levensmiddelen zoals vis
Gaarstand 2, ca. 113°C (snelkookstand)
(60 kPa werkdruk)
voor gevoelige levensmiddelen zoals groenten
Gaarstand 3, ca. 116°C (expres kookstand)
(75 kPa werkdruk)
voor alle andere levensmiddelen evenals vleesgerechten en eenpansgerechten
NL
DE
EN
FR
ES
IT
NL
RU
GR
TR
KO
ZH
JA
PL
CZ
SR
HR
HU
SK
SL
RO
BL
AR
131