MontAGe WIeLVeRGRenDeLInG BeGeLeIDeR
(Fig. 4.30 - 4.32)
1. Verwijder de wielen van de stoel.
2. Bevestig de montagebeugel/kabelassemblage aan de
buis van de gasveer van de as, met een 1/4" x 2" bout
(artikel 1), met schroef en sluitringen.
3. Indien er al 'push-to-lock'-wielvergrendelingen zijn
gemonteerd, verwijder dan de assemblages door de
schroeven van de geleiders en assemblage van de
zijwielvergrendeling uit de klem te verwijderen, de klem
op zijn plaats te laten en verder te gaan naar stap 5.
Indien er nog geen wielvergrendeling is gemonteerd, ga
dan verder met stap 4.
4. Bevestig de wielvergrendelingsklemmen (artikel 9) op de
spanrol-assemblage in de gewenste positie aan beide
zijdes van de rolstoel; gebruik hiervoor zeskantige 5/16"
moeren (artikel 2).
5. Bevestig de linker en rechter 'remote lock'-assemblages
(artikel 4) aan de geleidestangen met behulp van de
pasringblokken van de wielvergrendeling van de
begeleider (artikel 3) M6 x 60 schroeven (artikel 6),
borgmoeren (artikel 5) en platte pasringen (artikel 7). Bij
kleinere wielen moet de glijstang naar voren worden
gericht (Fig. 4.30), bij grotere wielen moet de glijstang
achterwaarts worden gericht, (Fig. 4.31). Draai de bouten
aan en laat de vergrendelingsassemblages in de
wielvergrendelingsklemmen schuiven.
6. Plaats de wielen terug en laat de 'remote lock'-
assemblages achterwaarts schuiven tot het remblok van
de remote lock ongeveer 6 mm van de band af is
wanneer deze niet is vergrendeld. Als de vergrendeling
niet in deze positie kan worden afgesteld, moet u de
positie van de wielvergrendelingsklem aanpassen, totdat
de vergrendeling kan worden bereikt zoals vermeld.
Wanneer de vergrendelingen op de juiste wijze zijn
geplaatst, draait u de klembouten (artikel 8) aan.
SR45 Rev.1.0
Fig. 4.30
9
8
Fig. 4.31
2
6
7. Bevestig kabels aan de 'remote lock'-assemblages
door de schroef aan het eind van de kabel in de gleuf
van de 'remote lock'-assemblage te schuiven. Trek de
kabelhuls terug en laat het einde van de kabelhuls in
de uitsparing van het pasringblok van de
wielvergrendeling van de begeleider (artikel 3)
schuiven zoals getoond in de afbeelding. Zorg ervoor
dat de kabels niet in de buurt van de bewegende delen
komen. Bevestig alle kabels op hun plaats op de stoel
met de meegeleverde kabelbinders. Er moeten assen
met pasringen worden gebruikt op de achterwielen,
indien de rolstoel deze nog niet heeft.
8. Stel de kabelstelschroeven (artikel 10) zoals nodig om
te verzekeren dat de wielvergrendeling in de meest
uitgestrekte stand kan komen wanneer de pedaal
wordt ingetrapt. Afhankelijk van het type band, kan het
nodig zijn de 'remote-lock'-assemblage nauwkeurig te
regelen om de kracht die nodig is om de pedaal in te
trappen, te optimaliseren. Wanneer er overmatig veel
kracht nodig is om de pedaal in te trappen, kan dit de
levensduur van de kabel verkorten. Als eenmaal de
juiste instelling is bereikt, wordt de stelschroef van de
remkabel in positie gebracht door de contramoeren
tegen het montageblok vast te draaien.
5
3
7
10
4
Fig. 4.32
1
111