Descargar Imprimir esta página

Vanguard 25E300 Manual Del Operador página 64

Ocultar thumbs Ver también para 25E300:

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 33
Dit is een luchtgekoelde motor. Vuil of ongewenst materiaal kan de luchtstroom
belemmeren en ervoor zorgen dat de motor te heet wordt. Dit resulteert in matige
prestaties en verkort de levensduur van de motor. De koelribben van de cilinder
kunnen ongewenst materiaal verzamelen dat niet kan worden verwijderd zonder
de motor gedeeltelijk te demonteren. Zorg ervoor dat een erkende servicedealer
van Briggs & Stratton het luchtkoelsysteem onderzoekt en reinigt. Raadpleeg het
Onderhoudsschema.
1.
Zorg ervoor dat er zich geen brandbare materialen rond en achter de demper
bevinden.
2.
Gebruik een borstel of een droge doek om al het ongewenste materiaal van het
ventilatorhuisdeksel, de demper en het cilindergebied te verwijderen. Gebruik
GEEN water om de motor schoon te maken.
3.
Zorg ervoor dat de koppeling, veren en bedieningselementen schoon zijn.
4.
Inspecteer de demper op barsten, corrosie of andere beschadiging.
5.
Verwijder de deflector of de vonkenvanger, indien geïnstalleerd, en controleer op
beschadiging of koolstofblokkering. Zorg ervoor dat u de vervangende onderdelen
reinigt of installeert voordat u de apparatuur bedient.
6.
Wanneer het is geïnstalleerd, zorg ervoor dat de oliekoelerribben schoon zijn.
Motorolie verversen
WAARSCHUWING 
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis aan de bovenkant, dan moet de
brandstoftank leeg zijn. Als deze niet leeg is, kan er brandstoflekkage optreden
die brand of een explosie kan veroorzaken.
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op correcte wijze worden
afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer- of
recyclingbedrijven.
Olie verwijderen
1.
Ontkoppel de bougiekabel (D, Afbeelding 10) terwijl de motor uitgeschakeld
maar nog wel warm is, en houd de kabel uit de buurt van de bougie (E).
Bij motormodellen die een hitteschild hebben (Afbeelding 11), koppelt u de
bougiekabel als volgt los:
a.
Ontgrendel het rode lipje (A, Afbeelding 11) van de connector (B).
b.
Druk op het zwarte lipje (C, Afbeelding 11) terwijl u de connector (B) uit de
spoel (D) trekt
2.
Verwijder de peilstok (A, B, C, Afbeelding 4).
3.
Verwijder een van de olieaftappluggen (F, G, Afbeelding 13). Laat de olie in een
goedgekeurde bak stromen.
4.
Plaats de olieaftapplug en zet deze vast (F, G, Afbeelding 13).
Olie bijvullen
Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
Verwijder al het ongewenste materiaal rondom het gebied waar olie moet
worden bijgevuld.
Raadpleeg hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, B, C, Afbeelding 4).
2.
Voeg langzaam olie toe aan een van de vulopeningen voor motorolie (E, F,
Afbeelding 5). Voeg niet te veel olie toe.
3.
Plaats de peilstok (A, B, C, Afbeelding 4).
a.
Verlengde peilstok, indien geïnstalleerd (B, Afbeelding 4): Zorg ervoor dat de
olievulmarkeringen op de peilstok (B) naar de bovenkant van de motor wijzen.
b.
Korte peilstok of vulplug peilstok, indien geïnstalleerd (C, Afbeelding 4): Draai
de peilstok (C) aan.
4.
Verwijder de peilstok (A, B, C, Afbeelding 4) opnieuw.
5.
Controleer het oliepeil. Zorg ervoor dat het juiste oliepeil bovenaan bij de indicator
voor vol (D, Afbeelding 4) staat.
6.
Plaats de peilstok (A, B, C, Afbeelding 4) opnieuw.
7.
Sluit de bougiekabel (D, 10) aan op de bougie (E). Bij motormodellen die een
hitteschild hebben (Afbeelding 11) sluit u de bougiekabel als volgt aan:
a.
Installeer de connector (B, Afbeelding 11).
b.
Vergrendel het rode lipje (A, Afbeelding 11).
64
De luchtfilter onderhouden
WAARSCHUWING 
Brandstof dampen zijn ontbrandbaar en explosief. Brand of explosies kunnen
brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
De motor niet starten en gebruiken als de luchtreiniger (indien aanwezig) of het
luchtfilter (indien aanwezig) is verwijderd.
OPGEPAST 
Reinig het filter niet met perslucht of oplosmiddelen. Perslucht kan beschadiging aan het
filter tot gevolg hebben en oplosmiddelen lossen het filter op.
Zie het Onderhoudsschema voor het benodigde onderhoud.
Verschillende modellen gebruiken een schuim of een papieren filter. Sommige modellen
kunnen ook uitgerust zijn met een optioneel voorfilter dat kan worden gereinigd en
opnieuw gebruikt. Vergelijk de afbeeldingen in deze handleiding met het type dat op uw
motor is gemonteerd en voer onderhoud op basis daarvan uit.
Papieren luchtfilter
1.
Maak de bevestiging(en) los (C, afbeelding 14).
2.
Verwijder het deksel (A, afbeelding 14) en het filter (B).
3.
Tik het filter (B, afbeelding 14) zachtjes op een hard oppervlak om het vuil los te
maken. Als het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
4.
Installeer het filter (B, afbeelding 14).
5.
Monteer de deksel (A, afbeelding 14) en zet deze vast met de bevestiging(en) (C).
Controleer of de bevestiging(en) goed vastzit(ten).
Papieren luchtfilter, laag profiel
1.
Verplaats de vergrendeling (A, afbeelding 15) om het deksel (C) te ontgrendelen.
2.
Druk de lipjes in (B, afbeelding 15) en verwijder het deksel (C).
3.
Verwijder het filter (D, afbeelding 15).
4.
Tik het filter (D, afbeelding 15) zachtjes op een hard oppervlak om het vuil los te
maken. Als het filter vuil is, vervangt u het door een nieuw filter.
5.
Installeer het filter (D, afbeelding 15).
6.
Installeer het deksel (C, afbeelding 15). Verplaats de vergrendeling (A) naar de
vergrendelstand.
OPMERKING: Controleer de pasvorm van de schuimafdichting (E, afbeelding 15). Zorg
ervoor dat de perimeter-schuimafdichting correct in het kanaal (F) zit.
Onderhoud aan het brandstofsysteem
WAARSCHUWING 
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Houd brandstof uit de buurt van vonken, open vuur, waakvlammen, hitte en
andere ontstekingsbronnen.
Controleer regelmatig de brandstofleidingen, brandstoftank, brandstofvuldop en
aansluitingen op scheuren of lekkages. Vervang beschadigde onderdelen.
Indien brandstof wordt gemorst, wacht tot deze verdampt is voordat u de motor
start.
Brandstoffilter, indien geïnstalleerd
1.
Wanneer u het brandstoffilter (A, afbeelding 16) vervangt, moet u eerst de
brandstoftank aftappen of de brandstofafsluitklep sluiten. Als de brandstoftank
niet wordt afgetapt, kan brandstoflekkage optreden en brand of een explosie
veroorzaken.
2.
Druk de lipjes (B, afbeelding 16) op de klemmen (C) samen met een tang. Beweeg
de klemmen daarna weg van het brandstoffilter (A).
3.
Draai en trek de brandstofleidingen (D, afbeelding 16) van het brandstoffilter af.
4.
Controleer de brandstofleidingen (D, afbeelding 16) op barsten of lekkage. Vervang
indien noodzakelijk de brandstofleidingen.
5.
Vervang het brandstoffilter (A, afbeelding 16).
6.
Bevestig de brandstofleidingen (D, afbeelding 16) met klemmen (C).
Brandstofzeef, indien geïnstalleerd
1.
Verwijder de brandstofdop (A, afbeelding 17).
2.
Verwijder de brandstofzeef (B, afbeelding 17).
3.
Reinig of vervang de brandstofzeef wanneer deze vuil is. Vervang een
brandstofzeef altijd door een origineel vervangingsonderdeel.

Publicidad

loading