RD SET™-serie
Adt-, Pdt-, Inf-, Neo-, NeoPt- en NeoPt-500 SpO
Uitsluitend voor gebruik bij één patiënt
Voordat u deze sensor gebruikt, moet u eerst de gebruikershandleiding bij het apparaat en deze gebruiksaanwijzing lezen en begrijpen.
INDICATIES – bij gebruik met Masimo SET® en Masimo-compatibele pulse oximeters.
De wegwerpsensoren van de RD SET™-serie zijn bestemd voor de constante, niet-invasieve bewaking van de functionele zuurstofverzadiging
van arteriële hemoglobine (SpO
in situaties met en zonder beweging en voor patiënten met goede of slechte doorbloeding, in ziekenhuizen, medische instellingen, mobiele
situaties en thuis.
CONTRA-INDICATIES
Allergische reacties op schuimrubberproducten en/of plakband vormen een contra-indicatie voor gebruik van de RD SET-sensoren.
BESCHRIJVING
De sensoren van de RD SET-serie zijn uitsluitend bestemd voor gebruik met apparaten met Masimo SET-oximetrie of apparaten die zijn
goedgekeurd voor gebruik met sensoren van de RD SET-serie. Raadpleeg de fabrikant van het apparaat inzake compatibiliteit van een bepaald
apparaat of sensormodel. Iedere apparaatfabrikant moet zelf bepalen of de eigen apparaten compatibel zijn met de verschillende sensormodellen.
WAARSCHUWING: Masimo-sensoren en -kabels zijn ontworpen voor gebruik met apparaten met Masimo SET®-oximetrie of apparaten die zijn
goedgekeurd voor gebruik met Masimo-sensoren.
WAARSCHUWINGEN
•
Alle sensoren en kabels zijn bestemd voor gebruik met specifieke monitoren. Controleer vóór gebruik de compatibiliteit van de monitor, de
kabel en de sensor, omdat incompatibiliteit tot slechte prestaties en/of letsel van de patiënt kan leiden.
•
De sensor mag geen zichtbare gebreken, verkleuringen of beschadigingen vertonen. Als de sensor is verkleurd of beschadigd, mag u deze
niet langer gebruiken. Gebruik nooit een beschadigde sensor of een sensor met blootliggende elektrische bedrading.
•
De plek moet frequent of conform het klinisch protocol worden gecontroleerd. Let hierbij op goed kleven, een goede bloedsomloop, een
goede huidconditie en een goede optische uitlijning.
•
Wees voorzichtig bij patiënten met een slecht doorbloede huid; er kan huiderosie en druknecrose ontstaan als de sensor niet vaak genoeg
wordt verplaatst. Controleer de aanbrengplaats bij patiënten met een slechte doorbloeding ten minste één keer per uur en verwijder de
sensor als zich tekenen van weefselischemie voordoen.
•
De doorbloeding op de sensorplaats moet regelmatig worden gecontroleerd.
•
Bij een slechte doorbloeding moet de sensorplaats dikwijls worden gecontroleerd op tekenen van weefselischemie, waardoor druknecrose
kan ontstaan.
•
Bij een zeer slechte doorbloeding op de bewaakte plaats kunnen de afleeswaarden lager zijn dan de arteriële zuurstofverzadiging in de
kern.
•
Gebruik geen tape om de sensor op de plaats te bevestigen; dit kan de bloedsomloop beperken en onjuiste afleeswaarden veroorzaken.
Het gebruik van extra tape kan huidbeschadiging en/of druknecrose veroorzaken of de sensor beschadigen.
•
Als een sensor te strak is aangebracht of zich strakker vastzet door oedeem, zijn de metingen onjuist en kan druknecrose worden
veroorzaakt.
•
Onjuist aangebrachte sensoren of gedeeltelijk loslatende sensoren kunnen onjuiste metingen veroorzaken.
•
Het gebruik van een verkeerd sensormodel kan onjuiste meetwaarden of uitblijven van meetwaarden veroorzaken.
•
Aderverstopping kan een te lage afleeswaarde van de feitelijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient men te zorgen
voor de juiste veneuze stroming in de bewaakte locatie. De sensor mag zich niet lager dan het hart bevinden (zoals op de hand van een
patiënt als diens arm over de bedrand hangt).
•
Veneuze pulsaties kunnen onjuiste, te lage SpO
•
De pulsaties van intra-aortale ballonondersteuning kunnen de hartfrequentie beïnvloeden die op de pulse oximeter wordt weergegeven.
Vergelijk de hartfrequentie van de patiënt met de hartslag op het ECG.
•
Plaats de kabel en patiëntenkabel voorzichtig, om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
•
Plaats de sensor niet op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
•
Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden gehouden. Als de
sensor aan de straling wordt blootgesteld, kan de uitlezing tijdens de actieve bestralingsperiode foutief zijn of uitblijven.
•
Gebruik de sensor niet tijdens een MRI-scan of in een omgeving waarin een MRI-apparaat staat.
•
Sterke lichtbronnen in de omgeving, zoals operatielampen, (vooral met xenon als lichtbron), bilirubinelampen, fluorescerende lampen,
infrarode warmtelampen en direct zonlicht kunnen de werking van de sensor beïnvloeden.
•
Om interferentie door omgevingslicht te voorkomen, moet de sensor correct worden aangebracht, en moet de aanbrengplaats zo nodig
met ondoorzichtig materiaal worden bedekt. Als deze voorzorgsmaatregel niet wordt genomen in een omgeving met sterk licht, kan een
onjuiste meting het gevolg zijn.
•
Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO
worden vermoed, moet er een laboratoriumanalyse (CO-oximetrie) op een bloedmonster worden uitgevoerd.
•
Een verhoogde COHb-spiegel (carboxyhemoglobine) kan onjuiste SpO
•
Een verhoogd methemoglobinegehalte (MetHb) leidt tot onnauwkeurige SpO
•
Een verhoogd totaal bilirubinegehalte kan onnauwkeurige SpO
•
Een vinger met een anatomische afwijking, intravasculaire kleurstoffen, zoals indocyaninegroen of methyleenblauw, of extern aangebrachte
kleurstoffen en textuur (zoals nagellak, glitter, enzovoort) kunnen onnauwkeurige SpO
•
Onnauwkeurige SpO
-metingen kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, lage arteriële perfusie of bewegingsartefacten.
2
GEBRUIKSAANWIJZING
LATEX
PCX-2108A
02/13
) en de hartfrequentie (gemeten met een SpO
2
-afleeswaarden veroorzaken (bv. regurgitatie van de tricuspidalisklep).
2
Bij de productie is geen latex van natuurrubber gebruikt
-sensor) bij volwassenen, kinderen, baby's en pasgeborenen
2
-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of MetHb-waarden
2
-metingen veroorzaken.
2
-metingen.
2
-metingen tot gevolg hebben.
2
28
-wegwerpsensoren
2
STERILE
LATEX
5%
-metingen veroorzaken.
2
nl
+70 C
-40 C
+1060 hPa - +500 hPa
795 mmHg - 375 mmHg
Niet-steriel
NON
5%-95% RH
95%
%
9028F-eIFU-1117