BESCHRIJVING VAN DE PALLETTRUCK (5.4+X11) - (zie fig. 1)
Dit een elektrische pallettruck met vorken en stuurstang, ideaal voor het vervoeren van ladingen over vlakke en gladde oppervlakten. Het stuurmechanisme is goed
zichtbaar en eenvoudig te bedienen. De pallettruck is conform aan alle huidige E.G. veiligheidsvoorschriften. De tekening laat de belangrijkste onderdelen zien: 1)
CHASSIS; 2) HOOFDSCHAKELAAR; 3) STUURSTANG; 4) HYDRAULISCHE EENHEID; 5) STABILISATOR; 6) CARTER; 7) AANDRIJFWIEL; 8)
ELEKTRONISCHE KAART; 9) ACCU; 10) ELEKTROREM; 11) LAADROLLEN; 12) OPHEFCILINDER; 13) ACCU-OPLADER.
VEILIGHEIDSMECHANISMEN (6.13) (zie fig.1)
1)
HOOFDSCHAKELAAR
(REF.2/FIG.1);
2)
ELEKTROREM
(RIF.10/FIG.1);
3)
STROOMBEPERKINGSKLEP;
4)
KLEP
MAXIMUM
DRUK;
5)
BESCHERMINGSBUMPERS: beschermen het aandrijfwiel (ref.7/fig.1) en de zijdelingse stabilisatiewielen (ref.5/fig.1) tegen stoten, en zorgen ervoor dat tijdens de
verplaatsing de voeten niet verpletterd kunnen worden; 6) TASTER "DEAD MAN"(REF.2/FIG.3): dit is een veiligheidsschakelaar op de disselboom voor de
besturing, die de bestuurder beschermt tegen botsingen wanneer achteruit wordt gereden.
Structuur (7.3) (zie fig. 1)
De structuur is gemaakt van sterk staal en wordt gevormd door een draagstel met ruimte voor de accu, de vorken,kinematica. en een ondersteuning voor de
aandrijf- en hefeenheid. De ladingsrollen aan de voorkant (ref.11), het aandrijfwiel (ref.7) en de twee verende wielen aan de zijkanten (ref.5) zorgen voor een goede
soepelheid. De carters (ref.6) zijn eenvoudig te openen zodat alle gedeeltes goed bereikbaar zijn voor de klantendienst.
Tractie (8.4)
De aandrijfeenheid drijft het aandrijfwiel middels kegel- en cilindervormige raderwerk aan. Men kan van richting veranderen door de smoorkleppen op de stuurstang
(ref.1/fig.3) te bewegen.
Disselboom (9.13) - (ref.3/fig.1)
De heftruck kan lopend worden bestuurd. De stuuruitslag bedraagt 180°. De disselboom werkt direct op het aandrijfwiel dus om van richting te veranderen moet men
hem in de gewenste richting draaien. Om de heftruck te bedienen (zie fig.2) moet men de disselboom in de middelste stand houden (pos.B), en om hem te stoppen
moet men hem in de bovenste (pos.A) of in de onderste stand houden (pos.C). Na loslaten van de disselboom komt deze automatisch in de bovenste stand terug
(pos.A) en fungeert als parkeerrem.
In de modaliteit "schildpad", wanneer de disselboom zich in de bovenste positie bevindt (pos.A) of in de onderste (pos.C), druk op de toets "schildpad" (ref.8, fig.3)
en bedien de snelheidsregelaar (ref.1, fig.3) om de wagen op lage snelheid te verplaatsen.
Versie EVO: bij inschakeling wordt de truck geactiveerd in de modus "Standaard", met een maximale snelheid van 5 km/uur. Het is mogelijk om over te gaan naar de
modus "Boost", met een maximale snelheid van 6 km/uur, door de betreffende toets ingedrukt te houden (pos.10, afb.3), tot op het display (pos.9, afb.3) het opschrift
"Boost" verschijnt. Om weer terug te keren naar de modus "Standaard" moet de toets Boost ingedrukt worden gehouden tot de aanduiding op het display verdwijnt.
Remmen (10.7)
De bedrijfsrem wordt door de motor in werking gesteld als de gashendel wordt losgelaten. De elektromagnetische rem werkt als parkeer- en noodrem. De noodrem
wordt in werking gesteld door de dissel in de bovenste stand (stand A) of in de onderste stand (stand C) (zie afb. 2) te zetten. Als het elektrische systeem wordt
uitgeschakeld, werkt de elektromagnetische rem als parkeerrem.
Hydraulische installatie (11.14)
Om de vorken verticaal te bewegen bedient men eenvoudig de knoppen van de stuurstang opdat de motorpompeenheid (ref.4,7/fig.3) de hydraulische olie van de
tank naar de hefcilinder vervoert. De hiervoor benodigde energie wordt geleverd door de accu (ref.9/fig.1).
Er zijn twee veiligheidsventielen geïnstalleerd in het hydraulische circuit:
a) Ventiel voor stroombeperking (ref. 12/fig.1), zorgt dat de lading niet plotseling valt indien het hydraulische systeem kapot gaat. Bevindt zich in de motorpomp.
b) Maximale druk ventiel, bevindt zich tevens in de motorpomp en beschermt het mechanische en hydraulische systeem tegen overbelasting.
Elektrisch circuit (12.6+x48)
Het elektrische circuit is gebouwd volgens de geldende normen en bestaat uit een te programmeren, elektronische variometer (ref.8/fig.1) (voorzien van alle
regelingen en veiligheden) en de stuurorganen die bedient kunnen worden vanaf de bovenkant van de stuurstang. De aansluitingen zijn verzekerd tegen toevallige
verslapping. De conductoren zijn van koper en zeer buigzaam en hebben de juiste doorsnede voor de gebruiksomstandigheden en eventuele invloeden van
buitenaf. Alle elektrische onderdelen zijn zo gemonteerd dat een goed gebruik en een eenvoudig onderhoud gewaarborgd zijn.
PLAATJES (13.14) - (zie fig.4)
Op de machine zijn de volgende plaatjes zichtbaar:
A) Identificatieplaatje van het type voertuig met aanduiding van MAXIMALE LADING; B) Accuplaatje; C) Plaatjes die aangeven dat het gevaar bestaat de voeten te
vermorzelen; D) Plaatjes met kabelpunten; E) Plaatje lees instructies; F) Plaatje dat de positie van het zwaartepunt aangeeft.
De plaatjes mogen niet weggehaald of onleesbaar gemaakt worden. BELANGRIJK: HET IS VERBODEN DE OP PLAATJE TYPE "A" AANGEGEVEN
DRAAGKRACHT TE OVERSCHRIJDEN. DIT PLAATJE WORDT BIJ DE VERKOOP OP HET APPARAAT AANGEBRACHT..
VERVOER EN INBEDRIJFSTELLING
Vervoer (14.3)
Om de pallettruck te vervoeren zijn er 4 kabelpunten aangegeven zoals op de plaatjes "E" (fig.4), terwijl het gewicht van de machine aangegeven staat op het
identificatieplaatje "A" (fig.4).
Inbedrijfstelling (15.1)
Voordat de machine in gebruik genomen wordt dient men te controleren of alle delen in perfecte conditie verkeren. Tevens dient men het functioneren van alle
eenheden en de volledigheid van de veiligheidsmechanismen te controleren. De pallettruck verplaatsen met de stroom van de accu en nooit met de rechtgezette
wisselstroom, dit om de elektrische onderdelen niet te beschadigen.
ACCU (16.7)
Aanwijzingen, veiligheidsnormen en onderhoud
De inspectie, het opladen en het wisselen van de accu moet door bevoegd personeel uitgevoerd worden volgens de gebruiksaanwijzingen van het constructiebedrijf.
Het is verboden te roken en ontvlambaar materiaal of materiaal dat vonken afgeeft dichtbij de pallettruck en het oplaad-apparaat te houden. De ruimte dient goed
gelucht te worden. Voor een goed onderhoud dienen de doppen van de elementen geheel droog en schoon te zijn. Het vrijgekomen zuur verwijderen en een beetje
vaseline op de klemmen smeren en dichtknijpen. Het gewicht en de afmetingen van de accu kunnen invloed uitoefenen op de stabiliteit van de pallettruck en indien
er een andere accu dan de standaard accu gemonteerd wordt raden wij aan het constructiebedrijf te interpelleren voor de nodige toestemming.
De wagen heeft een indicator van de status van de accu die oplicht wanneer de machine wordt ingeschakeld. In geval van inactiviteit van de machine wordt deze
automatisch uitgeschakeld; ze licht opnieuw op wanneer de machine wordt ingeschakeld. De groene led duidt aan dat de accu's voldoende opgeladen zijn. Wanneer
het laadniveau onvoldoende begint te worden, licht het oranje licht op; er kunnen nog enkele werkcycli uitgevoerd worden. Wanneer de restlading een niveau van
minder dan 20% bereikt, gaat het rode licht branden. In deze conditie kan geen last meer opgetild worden, maar kan de machine nog bewegen om het stopcontact
voor het opladen te bereiken. De indicator wordt ook geactiveerd gedurende de fase van het opladen, om het verloop aan te duiden.
Acculading
Controleer, alvorens de accu op te laden, of de kabels intact zijn. Sluit de stekker van de batterijlader (A) aan op het stroomnet (zie afb.3). Als de machine is
opgeladen, wordt de stroomtoevoer onderbroken en licht de groene led op. Koppel de stekker (A) los van het stroomnet. Een normale oplaadcyclus duurt van 10 tot
12 uren. Er wordt aanbevolen om de batterij op te laden na de gebruiksuren van de machine.
De acculader is zo ontworpen dat hij een standby-lading garandeert gedurende een bepaalde tijd nadat de accu volledig is opgeladen. Er bestaat geen risico van
overbelasting en dus is het niet noodzakelijk de acculader af te koppelen nadat de accu volledig is opgeladen.
De accu nooit geheel ontladen en incomplete oplading vermijden; verder steeds de accuoplader het einde van het opladen aan laten geven.
Let op: indien de accu te veel ontladen wordt gaat hij korter mee.
Vervanging van de accu (17.4)
a) Verwijder de achterkap b) de kabels van de accupolen losmaken c) de accu aan de zijkant uittrekken d) Voer de procedure in omgekeerde volgorde uit om de
accu weer in zijn zitting te monteren en correct aan te sluiten.
(Steeds hetzelfde accutype als de oorspronkelijke accu gebruiken)
BELANGRIJK: VOORZICHTIG OMGAAN MET HET ZWAVELZUUR, HET IS EEN GIFTIGE EN BIJTENDE STOF; KLEEFT AAN DE HUID EN AAN KLEDING
DIE DAN MET VEEL WATER EN ZEEP GEWASSEN DIENEN TE WORDEN. BIJ ONGEVAL METEEN EEN ARTS WAARSCHUWEN!!!
Indien de accu wordt vervangen, moet de oude ingezameld worden en naar het dichtst bijzijnde inzamelcentrum gebracht worden.
Accu controle
De gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen van het constructiebedrijf van de accu aandachtig doorlezen. Zorg ervoor dat er geen corrosie aanwezig is, dat er vaseline
op de klemmen zit en dat het zuur 15 mm boven de plaatjes staat. Indien de elementen niet bedekt zijn opvullen met gedestilleerd water. De dichtheid van de
elektrolyten met een dichtheidsmeter meten om zo het niveau van de lading te
controleren.
26