2. Gebruik van de EOlife
Monteer de EOlife® met FlowSense® en andere hulpmiddelen voor de beademing van de patiënt (beademingsinterface en
beademingsballon)
•
Zie "IX 1 a) Montage"
Montage van de EOlife®
1
met FlowSense®
Schakel de EOlife® in door op
4
de fysieke aan/uit-knop te
drukken
Beadem de patiënt met
7
hartstilstand zolang als nodig is
NL
•
Zie "IX 1 b)
Werkingsmodus van
de EOlife® tijdens
beademing" en "IX 1
c) Alarmcondities en
-signalen"
Hoofdscherm
(geavanceerde interface)
240
Montage met het
2
beademingsinterface
Kies de lengte van de volwassen
patiënt
5
die een hartstilstand heeft
o Klein: de patiënt
is tussen 140 et 160 cm
groot
o Gemiddeld: de patiënt
is tussen 160 et 180 cm
groot
o Groot: de patiënt
is tussen 180 et 200 cm
groot
Informatiegebied
(geavanceerde interface)
•
Vi = ingeademd volume
•
Vt = teugvolume
•
Freq = frequentie
Staafdiagram
(Vi in realtime)
Weergavegebied
voor
alarmsignalen
Montage met
3
de beademingsballon
Kies de te gebruiken
6
reanimatiemodus
o Modus "30: 2":
afwisselend tussen 30
keer hartmassage met
vervolgens 2 beademingen
o Modus "continu":
continue beademing
met een ritme van 10
beademingen per minuut