Statische uitlijning
– Zorg dat de patiënt met zijn gewicht gelijk verdeeld over beide benen staat.
– Controleer of de protheselengte juist is.
– Controleer interne/externe rotatie.
– Controleer of de teen en hiel correct zijn belast.
Dynamische uitlijning
Opmerking: de uitlijning moet erop gericht zijn om mediaal-laterale beweging tijdens de zwaaifase tot een
minimum te beperken; overmatige zijbeweging kan het initiëren van dorsiflexie tijdens de zwaaifase belemmeren.
De hiel-teenactie kan worden beïnvloed door:
– Stijfheid van de hiel
– Anterieure-posterieure plaatsing van het hulpmiddel
– Dorsaal/plantairflexie
– Kenmerken van de schoen
Overweeg indien nodig de volgende acties:
Problemen
– Het hulpmiddel komt te snel in de platte positie terecht (patiënt heeft het gevoel in een gat te stappen)
– Over de teen omhoog komen kost extra energie
– Teen voelt te stijf aan
– Knie wordt overstrekt
Actie
– Controleer wiginstructies (indien van toepassing)
– Verschuif koker naar voren (of het hulpmiddel naar achteren)
– Overweeg dorsiflexie
– Controleer de hiel van de schoen en de prestaties van de schoen
Problemen
– Snelle afwikkeling van de hiel naar de teen
– Slechte controle over de prothese bij het eerste contact
– Gevoel van minimale energieteruggave
– Te weinig afzet van de teen
– Knie wordt instabiel
Actie
– Controleer wiginstructies (indien van toepassing)
– Verschuif koker naar achteren (of het hulpmiddel naar voren)
– Overweeg plantairflexie
– Controleer de hiel van de schoen en de prestaties van de schoen
Automatische aanpassing
Met automatische aanpassing wordt het hulpmiddel gekalibreerd voor het looppatroon van de patiënt.
Voordat u de automatische aanpassing uitvoert
• Zorg dat de gebruiker toegang heeft tot een looppad op een vlak terrein. Het pad moet lang genoeg zijn om ten
minste 15 goede stappen te zetten zonder onderbreking, met een consistente, zelfgekozen snelheid.
• Het looppad moet volkomen vlak zijn. De automatische aanpassing moet bij voorkeur binnenshuis worden
uitgevoerd.
Opmerking: het hulpmiddel tilt de teen niet omhoog bij lopen op een vlakke ondergrond tijdens de procedure voor
automatische aanpassing.
Automatische aanpassing uitvoeren
1. Vraag de patiënt om stil te staan.
2. Schakel automatische aanpassing in met de Össur Logic-app.
3. Ter bevestiging dat de automatische aanpassing is gestart, gaat er op de statusindicator één wit lampje
branden (Tabel 2)
4. Vraag de patiënt om met een zelfgekozen loopsnelheid in een rechte lijn te lopen op een vlakke ondergrond,
zonder bochten te maken of in een halve cirkel te lopen. Op de indicator gaan met de klok mee witte lampjes
branden om aan te geven dat de stappen goed worden geregistreerd.
145