machine te vermijden, raadt men aan:
– Niet plotseling te stoppen of weg te rijden bij het op– of afrijden
van een helling;
– De koppeling altijd langzaam in te schakelen en altijd de versnel-
ling ingeschakeld te houden, vooral bij het afrijden van een helling;
– De snelheid op hellingen en in smalle bochten laag te houden;
– Goed op bobbels, goten en verborgen gevaren te letten;
– Het gazon in geen geval te maaien in de dwarsrichting ten op-
zichte van de helling. Maai een hellend gazon altijd van boven
naar beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg goed op bij
het veranderen van richting en let erop niet op obstakels te stuiten
(bijv. stenen, takken, wortels, enz.). Deze obstakels kunnen het
zijwaarts glijden en het omkiepen van de machine veroorzaken of
de macht over het stuur doen verliezen.
9) Vertraag de snelheid op hellingen alvorens van richting te veran-
deren. Op een helling dient de handrem altijd te worden ingescha-
keld alvorens de machine te verlaten en onbeheerd achter te laten.
10) Wees zeer voorzichtig nabij ravijnen, grachten of dijken. De
machine kan omkantelen indien een wiel over de rand gaat of indien
de rand inzakt.
11) Let zeer goed op bij het achteruit rijden en werken. Kijk achteruit
voor en na het achteruit rijden om u ervan te verzekeren dat er geen
hindernissen zijn.
12) Let op bij het trekken van lasten of zware gereedschappen:
– Gebruik voor de trekstangen alleen de goedgekeurde bevesti-
gingspunten;
– Leg alleen gemakkelijk controleerbare lasten op;
– Neem geen scherpe bochten. Let op bij het achteruit rijden;
– Gebruik tegengewichten of gewichten op de wielen wanneer dit
wordt aangeraden in de gebruiksaanwijzing.
13) Schakel de snij-inrichting of de krachtafnemer uit bij het overste-
ken van zones zonder gras, bij het verplaatsen van of naar de zone
die gemaaid moet worden en breng de snijgroep omhoog.
14) Let goed op het verkeer, wanneer de machine dicht bij de straat
gebruikt wordt.
15) LET OP! De machine is niet goedgekeurd om op de openbare
weg te rijden. Ze mag (volgens het Wegverkeersregelement) uitslui-
tend gebruikt worden op privé-terrein dat voor verkeer gesloten is.
16) Gebruik de machine nooit wanneer de beveiligingen beschadigd
zijn, ontbreken of niet correct geplaatst zijn (opvangzak, zijdelingse
aflaatbescherming, achterste aflaatbescherming).
17) Houd de handen en voeten altijd ver van de snij-inrichting, zowel
wanneer de motor gestart wordt als tijdens het gebruik van de ma-
chine. Let op: het snij-element blijft gedurende enkele seconden na
zijn afkoppeling of na uitschakeling van de motor draaien. Blijf steeds
op afstand van de aflaatopening.
18) De machine niet in hoog gras laten staan met een draaiende
motor, teneinde geen risico op brand te veroorzaken.
19) De aflaat nooit op personen richten wanneer de toebehoren
gebruikt worden.
20) Gebruik enkel toebehoren die goedgekeurd werden door de
fabrikant van de machine.
21) Gebruik de machine niet indien de toebehoren/werktuigen niet
op de voorziene plaatsen geïnstalleerd zijn.
22) Let op bij het gebruik van opvangzakken en toebehoren die de
stabiliteit van de machine kan wijzigen, in het bijzonder op hellingen.
23) Wijzig de afstelling van de motor niet en laat het toerental van de
motor niet buitengewoon hoog oplopen.
24) Raak de onderdelen van de motor die tijdens het gebruik heet
worden, niet aan. Risico op brandwonden.
25) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtafnemer, zet in vrije
stand en schakel de handrem in, stop de motor en verwijder de sleu-
tel, (verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stil staan):
– Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat of de bestuur-
dersplaats verlaat:
– Vooraleer blokkeringen te verhelpen of vooraleer het windkanaal
vrij te maken;
– Vóórdat u de machine controleert, schoonmaakt of eraan werkt;
– Nadat er op een vreemd voorwerp gestoten is. Controleer de ma-
chine op eventuele beschadigingen en voer de nodige reparaties
uit alvorens ze opnieuw te gebruiken.
26) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtafnemer en stop de mo-
tor, (verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stil staan):
– Alvorens brandstof bij te vullen;
– Elke keer wanneer u de opvangzak verwijdert of opnieuw mon-
teert;
– Elke keer wanneer u de aflaatdeflector verwijdert of opnieuw mon-
teert.
– Vooraleer de maaihoogte af te stellen indien dit niet vanuit de
plaats van de bestuurder uitgevoerd kan worden.
27) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtafnemer tijdens het ver-
voer en telkens wanneer deze niet gebruikt worden.
28) Geef gas terug vooraleer de motor stil te zetten. Sluit de toevoer
van de brandstof af aan het einde van het werk, volgens de aanwij-
zingen in het handboekje.
29) Let goed op de snijgroep met meerdere snij-inrichtingen, aange-
zien een draaiende snij-inrichting ook de andere zou kunnen doen
draaien.
30) De aanwezige veiligheidsinrichtingen/microschakelaars niet uit-
schakelen, afschakelen, verwijderen of schenden.
31) LET OP: – In geval van breuken of ongevallen tijdens het werk,
dient men de motor onmiddellijk stil te zetten en de machine te
verwijderen om geen verdere schade te berokkenen; in geval van
ongevallen met persoonlijke letsels of letsels aan derden, dient men
onmiddellijk de meest geschikte eerste-hulp-procedures te volgen
voor de situatie en zich tot een gezondheidsstructuur te richten voor
de nodige zorgen. Verwijder zorgvuldig eventuele resten die schade
of letsels aan personen of dieren kunnen veroorzaken indien ze
onopgemerkt blijven.
32) LET OP – Het niveau van het geluid en van de trillingen dat aan-
gegeven is in deze handleiding, zijn de maximale waarden voor het
gebruik van de machine. Het gebruik van een niet gebalanceerde
snij-inrichting, een overdreven snelheid van de beweging en ge-
brekkig onderhoud hebben een negatieve invloed op het geluidsni-
veau en op de trillingen. Bijgevolg is het noodzakelijk preventieve
maatregelen te treffen om mogelijke schade ten gevolge van een
hoog geluidsniveau en stress van trillingen te vermijden; zorg voor
het onderhoud van de machine, draag gehoorbescherming, maak
pauzes tijdens het werk.
33) Gebruik geen USB-accessoires tijdens het maaien of tijdens
het rijden.
D) ONDERHOUD EN OPSLAG
1) LET OP! – Haal de sleutel uit het contact en lees de bijgeleverde
instructies alvorens enige reinigings-, of onderhoudswerkzaamhe-
den te verrichten. Draag geschikte kleding en werkhandschoenen
voor alle handelingen die gevaarlijk kunnen zijn voor de handen.
2) LET OP! – Gebruik de machine nooit als er onderdelen versleten
of beschadigd zijn. De defecte of beschadigde onderdelen moeten
vervangen en niet gerepareerd worden. Gebruik uitsluitend originele
reserveonderdelen: het gebruik van niet originele en/of niet goed
gemonteerde onderdelen beïnvloedt de veiligheid van de machine,
kan ongelukken of persoonlijk letsel aanrichten en de fabrikant kan
hiervoor niet aansprakelijk gesteld worden.
3) Alle onderhoudshandelingen en afstellingen die niet beschreven
zijn in deze handleiding moeten uitgevoerd worden door uw Verko-
per of in een gespecialiseerd Centrum dat beschikt over de nodige
kennis en uitrustingen om de werken correct uit te voeren, met res-
pect voor het oorspronkelijk niveau van veiligheid van de machine.
Handelingen die uitgevoerd werden in niet geschikte structuren of
door onbekwame personen doen elke vorm van garantie en alle
verplichtingen of aansprakelijkheid van de Fabrikant vervallen.
4) Verwijder na ieder gebruik de sleutel en controleer of er geen
beschadigingen zijn.
5) Laat bouten en schroeven vastgedraaid zitten om er zeker van te
zijn dat de machine altijd op een veilige manier gebruiksklaar is. Als
u regelmatig onderhoud pleegt, zal de werking ervan veilig blijven en
zal het prestatieniveau bewaard blijven.
6) Controleer regelmatig of de schroeven van de snij-inrichting cor-
rect vastgedraaid zijn.
7) Draag werkhandschoenen om de snij-inrichtingen te hanteren, te
demonteren of opnieuw te monteren.
8) Let op de balans van de snij-inrichtingen, wanneer deze geslepen
worden. Alle handelingen die betrekking hebben op de snij-inrich-
tingen (demontage, slijpen, in balans brengen, hermontage en/of
vervanging) vergen een specifieke vaardigheid en het gebruik van
geschikt gereedschap; uit veiligheidsoverwegingen moeten deze
handelingen daarom steeds uitgevoerd worden in een gespeciali-
seerd centrum.
9) Controleer regelmatig de werkzaamheid van de remmen. Het is
zeer belangrijk het onderhoud van de remmen goed uit te voeren en,
indien nodig, ze te herstellen.
10) Controleer regelmatig de zijdelingse aflaatbeveiliging, of de af-
laatbeveiliging, de opvangzak en het zuigrooster. Vervang ze indien
ze beschadigd zijn.
3 NL