12275967 IFU_361-19901 12/13/11 10:25 AM Page 36
RC081195-2
McGaw Park, IL
Richard Cisneroz
12-07-11
12275967
1. Plaats de patiënt zodanig dat toegang kan worden
gekregen tot de gewenste inbrengplaats voor de
voerdraad.
2. Identificeer de gepaste inbrengplaats waardoor de
voerdraad geplaatst moet worden. De
inbrengplaats van de voerdraad is gewoonlijk
lateraal tot de middellijn, 6–10 cm onder de
costale marge en boven het middenrif van de
patiënt. Echografie kan worden gebruikt om de
inbrengplaats van de voerdraad te bevestigen.
3. Identificeer de locatie van de uitgangsplaats van
de katheter, die gewoonlijk ongeveer 5-8 cm
superieur en mediaal aan de inbrengplaats van de
voerdraad is.
4. Maak de patiënt klaar voor de operatie.
5. Bedek de geplande inbreng- en tunnelplaatsen
met een laken en verdoof ze.
NB: Het is belangrijk om een schuine benadering te
gebruiken bij het opvoeren van de introducernaald
door de peritoneale wand om de kans op lekkage van
ascitisch vocht te minimaliseren.
Let op: Er moet worden opgepast bij het inbrengen
van de naald om te voorkomen dat de lever of darm
wordt geperforeerd of gescheurd.
6. Breng de 18 G naald, bevestigd aan een spuit,
door het peritoneum in onder een schuine hoek.
7. Overtuig u van vrije aspiratie van ascitisch vocht,
verwijder vervolgens de spuit en laat de naald op
zijn plaats.
8. Breng de voerdraad in door de naald en voer het
distale uiteinde op in de peritoneale holte.
9. Verwijder de naald en laat de voerdraad op zijn
plaats.
Let op: Er kan schade aan de voerdraad optreden als
deze door de naald wordt teruggetrokken.
10.Maak een incisie van 1 cm bij de inbrengplaats
van de voerdraad.
11.Maak een tweede incisie van 1-2 cm ongeveer
5-8 cm superieur en mediaal aan de inbrengplaats
van de voerdraad. Deze incisie is de
uitgangsplaats van de katheter. Overweeg het
gemak van toegang bij de patiënt bij het
vaststellen van de locatie. Zie illustratie (3).
NB: Een kleinere incisie kan de katheter beter op zijn
plaats houden.
NB: Zorg ervoor dat het tunneltraject verdoofd is.
12.Bevestig het gefenestreerde uiteinde van de
katheter op het tunnelinstrument.
Let op: Pas op bij het plaatsen van de katheter om te
voorkomen dat deze in aanraking komt met
oppervlakken zoals lakens of handdoeken. Silicone
rubber is uitermate elektrostatisch en trekt door de
lucht gedragen deeltjes en
oppervlakverontreinigingen aan.
Let op: Gebruik met rubber beklede instrumenten bij
het hanteren van de katheter. Als er geen met rubber
beklede instrumenten worden gebruikt kan dit
mogelijk sneeën of scheuren veroorzaken.
Proofed by:
Dimensions checked:
13.Voer het tunnelinstrument (A) en de katheter (B)
onderhuids van de tweede incisie omlaag en naar
buiten op door de eerste incisie bij de
inbrengplaats van de voerdraad. Zie illustratie 4.
Blijf de katheter door de tunnel trekken todat de
polyester manchet in de tunnel ligt, ongeveer
1 cm (C) bij de tweede incisie vandaan. Zie
illustratie (5). Koppel het tunnelinstrument los
van de katheter.
NB: Als de manchet verder in de tunnel wordt
opgevoerd, kan dit latere verwijdering van de
katheter moeilijk maken.
14.Schroef de 16 Fr Peel-Away introducersheath
over de voerdraad in de peritoneale holte.
15.Verwijder de voerdraad en dilatator als één geheel
en laat de 16 Fr Peel-Away introducersheath op
zijn plaats.
Let op: Plaats een duim op het uiteinde van de
sheath terwijl de dilatator verwijderd wordt om te
vermijden dat er peritoneaal vocht lekt. Er dient te
worden opgepast dat de sheath niet gebogen of
geknikt wordt. Schade aan de sheath kan doorgang
van de katheter voorkomen.
16.Breng het gefenestreerde uiteinde van de katheter
in de sheath en voer de katheter op totdat alle
fenestraties binnen de peritoneale holte zijn. Dit
kan onder fluoroscopische begeleideing
gecontroleerd worden daar de fenestraties zich
langs de bariumsulfaatstreep bevinden.
17.Trek de sheath weg terwijl u ervoor zorgt dat de
katheter op zijn plaats blijft. Pas de katheter
zodanig aan dat deze plat en zonder knikken in de
tunnel ligt.
Let op: Gebruik geen tang op de introducer om de
handgreep te breken en/of de sheath weg te trekken.
18.Sluit de incisie bij de inbrengplaats van de
voerdraad.
19.Sluit de incisieplaats rond de katheter en hecht de
katheter aan de huid, waarbij u ervoor oppast dat
u de diameter van de katheter niet beperkt. Deze
hechting dient minstens op zijn plaats te blijven
totdat er weefselingroei rond de manchet is.
Let op: Wees voorzichtig bij het plaatsen van
ligaturen om snijden of verstoppen van de katheter te
vermijden.
Procedure voor draineren
De procedure kan worden uitgevoerd met gebruik
van:
a) PleurX vacuümfles(sen)
b) PleurX drainagelijn met andere vacuümfles(sen)
of
c) Wandzuiging
Zie de gebruiksaanwijzing van de PleurX drainagekit
bij het gebruik van PleurX vacuümfles(sen).
33
Date:
Copy checked: